Il Grand' Inquisitor

Pelléas et Mélisande in Amsterdam

Het is weeral een paar jaar geleden dat ik nog in het Amsterdams Muziektheater geweest ben, maar de programmatie van één van mijn favoriete opera's kon me toch verleiden. De nieuwe Pelléas et Mélisande in de zeer tekstgetrouwe productie van Olivier Py was scenisch meer dan de moeite waard, maar kreeg slechts een middelmatige bezetting.


Pelléas, Mélisande (foto © Matthias Baus)

Het probleem van de bezetting stond in de sterren geschreven. Tot een half jaar voor de première werd de bezetting nog volledig bevolkt door de onvermoeibare NN. in alle rollen. En na het Gatti-debacle moest Stéphane Denève opgevist worden om het Concertgebouworkest te dirigeren. Denève haalt mooie details uit het orkest - zoals snijdende Psycho-strijkers of de hartslag van Mélisande die plots stopt in het laatste bedrijf - maar hij vergeet ook de grotere bogen niet. Van de kelderscène mocht wel iets meer dreiging uitgaan, maar de Golaud-Yniold-scène had de nodige toenemende intensiteit.

Een dirigent vervangen is één zaak... maar op relatief korte termijn eersteklaszangers vinden die zich nog een paar maanden vrij kunnen maken, bleek een onmogelijke taak. De Nederlandse Opera heeft wel een bezetting gevonden die voorbeeldig Frans zingt. Ik was vooral aangenaam verrast door Elena Tsallagova, die me veel meer kon overtuigen als Mélisande dan een paar maanden geleden als Leila. Ze is een wat afstandelijke Mélisande, die met haar "Je t'aime aussi" tegenover Pelléas vastberadenheid toont.

Paul Appleby was daarentegen een zwakke Pelléas, die bij momenten moeilijk voorbij de orkestbak geraakte. Daarnaast was er weinig echte interpretatie te merken. In deze opera draait het allemaal om de tekst en hoe die op een natuurlijke en indringende manier overgebracht wordt. Zelfs met intens poëtische zinnen als "il y a toujours un silence extraordinaire, on entendrait dormir l'eau" doet hij bitter weinig.

Hetzelfde geldt, weliswaar in iets mindere mate, voor Brian Mulligan. Hij heeft de correcte stem voor Golaud en ook een paar geïnspireerde momenten. Het best is hij in de scène met Yniold waarbij hij mooi meegroeit met de orkestrale intensiteit. Maar anders is hij ofwel kwaad ofwel apatisch. De doorgedreven karaktertekening die we kennen van een José Van Dam of Laurent Naouri is ver te zoeken.

De iets kleinere rollen zijn wel degelijk bezet met vooral Peter Rose als een dominante Arkel. De jonge mezzo Katia Ledoux, de enige Franstalige van de bezetting trouwens, was een liefdevolle Geneviève.


Yniold, Golaud (foto © Matthias Baus)

De productie zou je als typisch Py kunnen omschrijven met een zwart-wit-grijs scènebeeld en bijpassende kostuums: Mélisande en Yniold in onschuldig wit, Golaud en Pelléas in zwart kostuum, bij Arkel en Geniève is dat zwart al afgezwakt tot grijs. De generatie-continuïteit wordt op die manier ook visueel gemaakt. Golaud draagt een gelijkaardige overjas als Arkel en wordt zo al voorbereid op het toekomstige koningsschap. Maar ook Yniold, die tijdens de Absalon-scène zijn vader kopieert, wordt al meegezogen in de tijdeloosheid van Allemonde.

Het begrip tijd wordt heel tastbaar gemaakt tijdens de eerste scène. Golaud vindt Mélisande in het bos, dat bestaat uit hangende metalen buizen. Tijdens het intermezzo richting Allemonde spelen ze heel die scène nog eens versneld na en wordt ook Mélisande opgenomen in haar nieuwe wereld waaruit ze - net zoals Geneviève veertig jaar eerder - niet zal kunnen ontsnappen. Vanuit dat standpunt kan je ook het decor van Pierre-André Weitz interpreteren. Vanaf de tweede scène zijn we in Allemonde en maakt het buizenbos plaats voor een reeks verrijdbare modules die tijdens elk intermezzo door een dozijn techniekers in driedelig pak herschikt worden tot telkens weer andere vormen, waardoor het uitgestrekte Allemonde op een doolhof begint te lijken. Dat levert vaak heel mooie beelden op, die nog versterkt worden door een ingenieuze belichting. Het chiaroscuro van deze opera komt zo volledig tot zijn recht... het meest uitgesproken tijdens de fatale liefdesscène waar er heel duidelijk een lichte en een donkere kant van het decor is, tevens een weerspiegeling van de geestesgesteldheid van de twee onfortuinlijke geliefden.

Eén van de thema's van de opera - het water - wordt door Py nooit expliciet gemaakt, maar het doodsthema is wel alomtegenwoordig. Zo worden op het einde van de grotscène de drie zwervers dood weggedragen. Tijdens één van de intermezzo's zien we - op een draaiplateau - zieke en stervende mensen die door de dokter verzorgd worden. In tegenstelling tot de meeste producties verschijnt de dokter pas op het einde, maar hier is hij constant aanwezig... ook om bijvoorbeeld de vader van Pelléas te verzorgen of Golaud te helpen nadat hij van zijn paard gevallen is. Dat laatste toont Py ook expliciet - weliswaar zonder paard - als we Golaud aan de rand van de scène zien neerstorten op het moment dat Mélisande haar trouwring verliest. Dat Mélisandes dood onvermijdelijk is, wordt duidelijk als vanaf het vierde bedrijf een grafzerk zichtbaar wordt... het graf van Golauds eerste vrouw. Die grafzerk is tevens "cette méchante pierre" waaronder Yniold zijn gouden bal verloren is...

De beroemde torenscène is altijd wat lastig, maar Py lost dat heel goed op. Het is misschien wat vreemd dat Mélisande tijdens "Mes longs cheveux descendent jusqu'au seuil de la tour" haar haar kamt met een groot vleesmes. Maar het laat toe dat ze daarmee een lok kan afsnijden en die naar Pelléas gooien... waardoor heel de rest van die scène gewoon klopt: ook als hij haar vastbindt met haar eigen haar en de paniek die daarna ontstaat als ze Golaud horen aankomen. Datzelfde mes blijkt ook het mes van de schaapsherder te zijn als hij de dubbelzinnige "parce que ce n'est pas le chemin de l'étable" zingt. Py had nog een stapje verder kunnen gaan door Golaud met dat mes Pelléas te laten doden.

Kortom, deze Pelléas is een fantastische productie waarvan ik hoop dat ze ooit nog eens hernomen wordt, maar dan met een waardige bezetting.

Publicatie: zondag 9 juni 2019 om 08:21
Rubriek: Opera