Il Grand' Inquisitor

Rigoletto in de Munt

Na La traviata en Il trovatore, maakt de Munt "la trilogia popolare" compleet met een nieuwe productie van Rigoletto. Maar in tegenstelling tot de andere twee producties is dit wél een geslaagde onderneming. Van een regisseur als Robert Carsen hadden we niets anders verwacht...


foto's © Bernd Uhlig

Deze productie ging vorige zomer in première op het festival van Aix, waardoor het geen echte verrassing meer was wat we te zien zouden krijgen (één van die voorstellingen werd ook uitgezonden op Arte). Carsen verplaatst de actie naar een circus, waardoor de hofnar Rigoletto een clown wordt... wat nogal voor de hand ligt. Een half dozijn acrobaten moeten de circussfeer nog versterken. Het gebruik van functioneel naakt - zelfs de Duca moet eraan geloven - is vintage Carsen.

Decorbouwer Radu Boruzescu heeft een circustent als eenheidsdecor gebouwd, wat me enigszins aan de Carsen-productie van Richard III deed denken. Maar in dit geval is deze achtergrond wel lichtjes problematisch. Zo woont Gilda afgeschermd in een woonwagen, maar die staat dan in het midden van de circuspiste. De kidnapping lijkt dan nogal evident en Gilda wordt met woonwagen en al ontvoerd terwijl Rigoletto een losse ladder vasthoudt. En ook de woonst van Sparafucile staat willens nillens in het circus.

De personenregie van Carsen is weer van topniveau. Poëtische scènes zijn bijvoorbeeld het moment dat Gilda op een schommel door de sterrenhemel zweeft tijdens "Caro nome". Of de clownsmaskers die op het einde van het derde bedrijf in de piste blijven liggen als doodsmaskers. Ook typisch Carsen is de omkering van het zinnetje "Quest'è un buffone, ed un potente é questo" vooraleer Rigoletto de zak opent, verwijzend naar de Duca als nar. Alles bij elkaar is het een zeer boeiende enscenering.

Carlo Rizzi stond in de orkestbak en dirigeerde de hele voorstelling zonder partituur. Hij voelt de polsslag van Verdi goed aan, maar kreeg wel een middelmatige bezetting tot zijn beschikking... zelfs twee bezettingen. Ten gevolge van ziekte van verschillende zangers werden de bezettingen tijdens de twee premières door elkaar gesmeten.

Anne-Catherine Gillet zong wel twee keer Gilda na elkaar. Haar typische timbre met een zeer snel vibrato vind ik minder goed passen in Verdi. Ze heeft een paar mooie momenten, zoals het grootste deel van "Caro nome", maar in de hoogte is ze te beperkt. Ofwel bereidt ze elke hoge noot minutieus voor, maar dan lijdt haar legato. Ofwel knalt ze er alle hoge noten forte uit, wat dan de sfeer van een aria verpest. Als ze er af en toe een stijlvolle portamento zou tussensmijten, dan zou ze ook nog een stapje dichter bij Verdi komen.

Arturo Chacón-Cruz hebben we al vaker gehoord, zelfs als Duca in Luik. Hij heeft nog altijd een stralende tenor met opwindende hoge noten. Maar op expressief vlak blijft het één monotone brij. Enkel tijdens "Bella figlia" krijgen we even een glimp van een andere Duca. Voor de tweede première werd Massimiliano Pisapia ingevlogen als vervanger. Hij zong vanaf de rand van het podium terwijl de regie-assistent de rol speelde. Bij vorige gelegenheden dat ik Pisapia gehoord heb, kwam hij wat ruw over. Maar zijn Duca heeft een mooie ronde stem, met meer expressie dan die van Chacón-Cruz.

Bij de kleinere rollen is Sara Fulgoni een degelijke Maddalena. Ain Anger heeft de sonore diepte voor Sparafucile, maar is - vooral in het eerste bedrijf - niet altijd even toonvast.

En dan blijft er de rol van Rigoletto. Oorspronkelijk zou George Gagnidze de eerste bezetting zingen (hij was ook de Rigoletto in Aix). Maar er is blijkbaar iets serieus mis met hem, want hij is volledig uit de bezettingslijsten verdwenen.

De tweede Rigoletto, Dimitri Platanias, schoof daardoor een plaatsje op. En hij blijkt een fantastische Rigoletto te zijn met alle kenmerken die ik verwacht van een Verdi-bariton. Hij heeft een grote stem, ook in de hoogte. Als hij op het einde van "Pari siamo" bijvoorbeeld "Ah, no, è follia!" zingt, dan bloeit zijn stem prachtig open en vult moeiteloos de zaal. Maar ook zijn inleving in "Cortigiani" is totaal. Op het einde van de voorstelling was zijn emotionele uitputting haast voelbaar.

Als tweede Rigoletto werd Dimitris Tiliakos geëngageerd. Na Posa, Macbeth en Luna is Rigoletto echter de Verdi-partij die er te veel aan is. Hij kraakt al in de eerste scène met Sparafucile en hij krijgt geen lijn in "Pari siamo". In het eerste duet met Gilda verdwijnt soms de kern uit zijn stem. Enkel het lyrische "Ah, veglia o donna questo fior" was nog aanvaardbaar. Ik heb niet meer gewacht om te horen hoe en of hij "Cortigiani" zou overleven...

Publicatie: vrijdag 9 mei 2014 om 22:13
Rubriek: Opera