Don Carlo in Parijs
Don Carlo was de laatste opera die ik dit seizoen in Parijs gezien heb. Het was de Italiaanse versie in vier bedrijven in de productie van Graham Vick die, ondanks een gestileerd decor, toch redelijk traditioneel aanvoelde. In zijn geheel was het een uitstekende afsluiter met een sterke bezetting.
In de orkestbak stond de relatief jonge Griekse dirigent Teodor Currentzis. Hij heeft een fladderende dirigeerstijl die aan de stijl van Gergiev doet denken, maar met nog meer wapperende armen. Ik heb geen flauw idee hoe het orkest in al die show een lijn kan vinden, maar het muzikaal resultaat was knap. Hij legt soms explosieve accenten op de dramatische momenten van het orkest, zonder daarbij de globale lijn uit het oog te verliezen. Sommige instrumenten geeft hij een bevoorrechte plaats. Een treffend voorbeeld was hoe hij de harp naar voor haalde in "Io morrò" en daarmee Posa's weg richting hemel benadrukte.
Stefano Secco heeft eigenlijk een te lichte stem voor Don Carlo, en er zijn één of twee momenten waar ik iets meer gewicht wil. Maar hij heeft zoveel squillo en stijl dat er nooit een echt probleem optreedt. In vergelijking met de tenor die momenteel Don Carlo in London zingt (als ik de blogosfeer mag geloven), is er bij Secco nooit een moment dat je vreest dat hij de hoge noten niet zal halen.
Dmitri Hvorostovsky was ziek en werd vervangen door ene Dimitris Tiliakos. En alhoewel niemand Posa zingt zoals Hvorostovsky dat kan, was Tiliakos een meer dan behoorlijke vervanger met een aangrijpende sterfscène. Zijn stem heeft geen problemen met de afmetingen van de Bastille, alhoewel op het einde van sommige frases zijn stem soms de neiging had om te verdwijnen. Tijdens zijn scène met Filippo II, als hij vol vuur de wandaden in Vlaanderen aan de kaak stelt, was de overeenstemming met het razendsnelle tempo van Currentzis soms weg... ongetwijfeld te wijten aan het op korte termijn instappen zonder repetitie. Volgend seizoen zal hij in de Vlaamse Opera te horen zijn in Samson et Dalila.
Maar de grote triomfators waren het trio Filippo-Elisabetta-Eboli met James 'Wotan' Morris, Tamar Iveri en Yvonne Naef. Ze hebben niet alleen fantastische stemmen, ze geven ook een bijna perfecte lezing van hun grote aria's. Hun superioriteit blijkt echter vooral uit de kleinere momenten, waarbij de aandacht soms dreigt te verslappen, maar die door deze zangers een hoge vlucht nemen.
Neem bijvoorbeeld de Filippo II van James Morris. De jaren hebben hun sporen nagelaten op zijn vibrato, "dankzij" zijn wobble kan hij een halve toon hoger zingen zonder dat je het merkt... Zijn expressieve kwaliteiten zijn er echter niet minder om, in tegendeel. Hij zong "Ella giammai m'amò" grotendeels mezza voce met alle inleving die je je kan wensen. Om terug te komen op die "kleinere" momenten. Hij kon echt ontroeren als hij in het derde bedrijf de kerker betreedt en merkbaar aangedaan is van de dood van Posa.
Neem bijvoorbeeld ook de Eboli van Yvonne Naef, die wel het probleem heeft dat haar hoogste noten kleurloos en niet altijd juist zijn. Ondanks haar dramatische achtergrond, slaagt ze er in om een behoorlijke sluieraria te zingen, vaak de Achilleshiel van de meeste Eboli's. Het omslagpunt komt tijdens de nachtelijke tuinscène als ze ontdekt dat Don Carlo verliefd is op Elisabetta en niet op haar. Dan verandert ze in "la tigre al cor ferita" die zich gaat wreken met als culminatie een "O don fatal" in het volgende bedrijf waar je haren van gaan rechtstaan.
En tenslotte de Elisabetta van Tamar Iveri. Met deze sopraan hoor ik eindelijk nog eens een Elisabetta die er niet voor terugschrikt om haar borststem te gebruiken in onder andere een weergaloze "Tu che le vanità". Maar grote momenten komen over heel de opera voor, ook al hoort er niet altijd een grote aria bij. Dat is nog wel het geval als ze haar gezelschapsdame troost met "Non pianger, mia compagna". De scène als ze het bureau van Filippo komt binnenstormen op zoek naar "justizia", kan soms belachelijk overkomen, maar Iveri is oprecht verontwaardigd. Ze is ook groots in haar uitstraling als ze Eboli wegzendt nadat die haar overspel heeft toegegeven.
Het zal misschien opvallen dat de verschillende voorbeelden vooral uit het derde bedrijf komen. Het begint met de monoloog van Filippo, gevolgd door de confrontatie met de Grootinquisiteur (een impressionante Mikhail Petrenko), de scène met Elisabetta gevolgd door "O don fatale" en tenslotte de dood van Posa. Deze opeenvolging van scènes is zowat het beste wat ik dit seizoen gehoord heb.
Publicatie: woensdag 11 juni 2008 om 12:56
Rubriek: Opera