Il Grand' Inquisitor

Aida in Parijs

Toen in 2013 een nieuwe productie van Aida voorgesteld werd in de Opéra Bastille werd de regisseur bedolven onder boegeroep (naar verluidt, zelfs al tijdens de generale). Gisteren ging de herneming in première en kregen we weer de Parijse Pavlov-reflex: gooi een regisseur op het podium en het Parijse publiek begint te joelen... deze keer waarschijnlijk omdat er geen palmbomen te zien waren.


foto's © Elena Bauer / OnP

Olivier Py had nochtans een propere enscenering gemaakt, maar hij had wel het "lef" om de hele actie te verplaatsen naar de ontstaansperiode van de opera... al jaren een klassieke invalshoek bij regisseurs. Dus geen Egyptische curiosa of farao's, geen Isis of Osiris, geen piramides of palmbomen.

Tijdens de ouverture wordt er al gevendelzwaaid en leren we dat Radamès en Amneris behoren tot de Oostenrijkse onderdrukkers van het bezette Italië van Aida en Amonasro. Daarmee geeft Py een eerder politieke benadering aan de opera. Door van Ramfis expliciet een bisschop te maken, wordt verder een strijd tussen kerk en staat gesuggereerd. Maar in weze is Aida een intieme opera waar de driehoek Aida-Radamès-Amneris centraal hoort te staan. Het is geen Nabucco of Don Carlos.

Py vergaloppeert zich ook in nodeloze toevoegingen: dansers in camouflagepakken en kalasjnikovs of een brandend kruis met een Ku Klux Klan-groepje zijn anachronismen in een anachronisme. Het is allemaal vrij decoratief - wie indertijd Les Huguenots gezien heeft in de Munt zal de gouden decors van Pierre-André Weitz herkennen - maar van een intelligente persoonsregie is weinig te merken.

Daarenboven hadden ze ook nog eens de pech dat er op het einde van het eerste bedrijf een panne was met een van de motors die het decor laten bewegen, waardoor heel het tweede bedrijf in het decor van het eerste bedrijf speelde. Er valt wel een en ander op te merken aan deze productie, maar een boe-orkaan lijkt me zwaar overdreven.

De bezetting was van hoge kwaliteit... als we tenminste even abstractie maken van de Radamès van Aleksandrs Antonenko. Een paar jaar geleden was hij nog een goede Otello, maar ondertussen klinkt zijn stem wat smaller. Zeker in het eerste deel - met een "Celeste Aida" zonder slotmorendo - is het allemaal weinig subtiel. Na de pauze probeerde hij wel af en toe piano te zingen, maar dan wordt zijn stem monochroom en lichtjes naast de toon.

Zijn poging tot piano-zingen was waarschijnlijk als reactie om niet onder te doen voor Sondra Radvanovsky, maar hij is eigenlijk geen partij voor haar. Al meteen in haar eerste korte interventie - "quello ch'io verso è pianto di sventurato amor" - zweven de piano's ragfijn en zuiver tot helemaal boven in de zaal (ik zat op het tweede balkon). Ze was eerder al een onvergetelijke Elisabetta, maar haar Aida is echt indrukwekkend. Haar vertolking van "Ritorna vincitor" - weer met een onwezenlijk mezza voce gezongen "Numi, pietà" - is een ontroerend kippenvelmoment. Elke nuance, elk woord heeft betekenis. Ook "O patria mia" is een en al intensiteit en melancholie.

Anita Rachvelishvili herinneren we ons als een grandioze Marfa in Amsterdam. Als Amneris moet ze niet onderdoen voor Radvanovsky. Haar stemt vult moeiteloos de zaal en zelfs haar lage noten dragen perfect zonder dat ze diep in haar borstregister moet duiken. Haar warme mezzo is ideaal om ook de tedere kant van Amneris uit te drukken en waardoor je ook begrip hebt voor haar zijde van het verhaal.

George Gagnidze heeft wel het timbre voor een Verdi-bariton, maar niet voldoende slagkracht, waardoor zijn Amonasro wat licht uitviel. Orlin Anastassov is een zwakke, weinig charismatische, Koning. Kwangchul Youn was een degelijke Ramfis, die zijn stem vibratogewijs iets beter onder controle had dan gewoonlijk.

Publicatie: dinsdag 14 juni 2016 om 08:13
Rubriek: Opera