Les Huguenots in de Munt (1/2)
Volgens Carmen is het van 1935 geleden dat de Munt nog eens Les Huguenots opgevoerd heeft. Met een nieuwe productie van Olivier Py komt deze opera eindelijk terug in het repertoire. Meyerbeers grand-opéra vraagt ook minstens een half dozijn uitstekende zangers. Dat het de Munt menens is, blijkt uit het feit dat ze meteen twee alternerende bezettingen voorstellen. Gisteren zag ik een voorstelling met de "tweede" bezetting, de "eerste" bezetting is voor volgende week.
foto © Clärchen & Matthias Baus
Eerder dit seizoen zag ik twee andere producties van Py. Roméo et Juliette in Amsterdam en Mathis der Maler in Parijs waren twee producties die heel sterk op elkaar leken. Ik vreesde dan ook dat hij voor Les Huguenots - toch ook een opera met strijdende partijen en/of godsdienstconflicten - uit een zelfde vaatje zou tappen. De opera begint ook wel met een verblindend licht (wat hij ook in de twee andere producties toegepast heeft), maar voor de rest is hij wel origineler in zijn aanpak.
Grand-opéra is spektakel en dat wordt al meteen duidelijk met het openingsbeeld. Terwijl de ouverture speelt en verschillende muzikale thema's de revue passeren, vormt zich een tableau met de protagonisten, inclusief een reeks figuranten, als een visuele vertaling van wat gaat komen. Bij die figuranten zit bijvoorbeeld Catherine de Médicis, de moeder van Marguerite de Valois, of Henri de Navarre, haar echtgenoot, maar ook de onthoofde ridder die in het laatste bedrijf dood en verderf zaait tijdens de Bartholomeusnacht.
Ook het decor heeft een hoge spektakelwaarde. Pierre-André Weitz heeft een van de meest indrukwekkende decors gemaakt die de laatste tijd op het Muntpodium gestaan hebben. Het decor bestaat uit koperen gevels die in- en uitschuiven, waardoor telkens andere zichten op Parijs gecreëerd kunnen worden. Een nadeel van dit decor is dat het soms drummen wordt als het volledige koor na een scène op een natuurlijke manier het podium probeert te evacueren.
Weitz is ook verantwoordelijk voor de kostuums en daar komen verschillende stijlen en epoques aan te pas. De katholieken zijn meestal gekleed in kostuums die geïnspireerd zijn op de 16de eeuwse mode met blinkende borstharnassen en molensteenkragen. De protestanten zijn gekleed in zwarte kostuums van een paar eeuwen later. De page Urbain, die verschillende trekken gemeen heeft met Cherubino, heeft geen duidelijke religieuze achtergrond in zijn piccolo-kostuum.
De productie baadt in een 19de eeuws sfeer dankzij een reproductie van een voetlicht en de zaallichten die, weliswaar gedimd, bijna de volledige voorstelling blijven branden. Les Huguenots is een opera met twee verhaallijnen, een liefdesgeschiedenis en een godsdienstoorlog, die uiteindelijk samenkomen in de laatste bedrijven. De eerste twee bedrijven behoren tot de intieme kant van het verhaal en zijn ook nog eens complementair. Het eerste bedrijf is een volledige mannenzaak met een zuippartij waarbij de mannen zich het hemd van het lijf scheuren. De romance van Raoul over hoe hij een schone onbekende redde van belagers wordt op de achtergrond uitgebeeld en is een rustpunt in dit bedrijf. Het tweede bedrijf is hyper-sensueel met odalisken rond een waterpartij en die het kookpunt bereikt in het duet van Marguerite en Raoul.
Het derde bedrijf is traditioneel hét grote bedrijf van een grand-opéra en hier komt dan ook de dramatische omslag. De eerste schermutselingen vinden plaats, er is een dubbele huwelijksceremonie - niet alleen van de Comte de Nevers en Valentine maar ook van Marguerite de Valois en Henri de Navarre - er is een duel dat uitgevochten wordt met houten kruisen die even als zwaard figureren. Dit alles wordt muzikaal ondersteund door grote koor- en dubbelkoorscènes en natuurlijk het obligate ballet. Het ballet wordt in deze productie kleinschalig aangepakt. Zes dansers - drie mannen en drie vrouwen, topless in zwarte broeken en tuturokjes - voeren een trapchoreografie uit op de aanstekelijke balletmuziek. Hun doodskopmaskers zijn een aanwijzing naar het dramatische vervolg van de opera.
Dat dramatisch vervolg culmineert in de slachtpartij van de Bartholomeusnacht. De protestanten zijn nu gekleed in alledaagse kostuums en sleuren koffers met zich mee. Een executie in het midden van de straat versterkt nog meer het beeld dat Py hier eerder de parallel met de Kristallnacht wil evoceren. Er zitten nog wel een paar typische regisseur-tics in deze productie, zoals de overbodige machinegeweren of het te pas en onpas zangers op stoelen laten staan of over tafels laten lopen. Maar op die paar details na is dit een schitterende productie.
foto © Clärchen & Matthias Baus
Grand-opéra krijgt nogal gemakkelijk adjectieven als groots, bombastisch of breedsprakerig mee. Maar zet Marc Minkowski in de orkestbak en al die vooroordelen verdwijnen vanzelf. Hij geeft een verfijnde en delicate lezing van de vier uur durende opera. Naast de grote koorscènes zijn er ook nog verschillende intiemere scènes met kleine orkestbezettingen. Denk bijvoorbeeld aan de huwelijksinzegening van Valentine en Raoul in het laatste bedrijf, die begeleid wordt met een basklarinet, of de cavatine van Raoul waarbij hij in dialoog treedt met een viola d'amore. Beide uitzonderlijke instrumenten worden ook in deze productie op de scène getoond in de twee torentjes vooraan op scène.
Die romance "Plus blanche que la blanche hermine" is meteen het heikelste moment voor de Raoul van John Osborn. Hij zingt met een volle lyrische stem tot in de hoge registers, maar in deze aria leek hij af en toe zijn draad kwijt te geraken. De rest van de voorstelling was hij wel een stralende Raoul met uitstekende dictie en een dramatische onderbouwing voor het slotduet met Valentine in het vierde bedrijf.
Henriette Bonde-Hansen kon me niet helemaal overtuigen als Marguerite de Valois. Ze beschikt over de virtuoze mogelijkheden voor "O beau pays de la Touraine", maar het klinkt vaak moeizaam. Haar duet met Raoul is wel overtuigend met hijgerige verleidingsmomenten. De rol van Valentine werd gecreëerd door Cornélie Falcon. Ze gaf meteen haar naam aan het stemtype van een "falcon", een soort Franse spinto-sopraan. Ingela Brimberg beschikt over zo'n grote ruime stem met stralende hoogte en donkere ondertoon. Het is alleen spijtig dat ze schabouwelijk Frans zingt, anders zou ze quasi-ideaal zijn voor Valentine.
De rol van Marcel is een typische basse chantante. François Lis heeft zo'n elegante bas met mooie Franse uitspraak. Hij gaf een strijdvaardige vertolking van het hugenotenlied "Pour les couvents, c'est fini". Blandine Staskiewicz zong Urbain. In diens cavatine "Nobles seigneurs, salut" was nog een vreemd vibrato hoorbaar. Maar haar stem ontwikkelde mooi in het rondo "Non, non, non, vous n'avez jamais je gage". Ik begrijp dan ook niet waarom iemand het nodig vond om boe te roepen toen ze kwam groeten. Bij de iets kleinere rollen was Philippe Rouillon weer een uitzonderlijke Comte de Saint-Bris en de stem van Jean-François Lapointe is voldoende gegroeid om Comte de Nevers te zingen.
Persoonlijk vind ik dit schitterende muziek en het is dan ook onbegrijpelijk dat we meer dan 75 jaar hebben moeten wachten op een heropvoering. Nu recent bekend werd dat het mandaat van Peter De Caluwe verlengd werd, hoop ik dat hij in de volgende seizoenen nog meer exponenten van de grand-opéra gaat opvoeren. La muette de Portici, La juive, Robert le diable, Guillaume Tell of Le Cid... laat maar komen !
Publicatie: zaterdag 18 juni 2011 om 16:50
Rubriek: Opera