Il Grand' Inquisitor

Chovanshchina in Amsterdam

In het Amsterdams Muziektheater ging gisteren Chovanshchina in première. Het is een ietwat sfeerloze productie geworden, maar wel met een weergaloze bezetting.


foto's © Monika Rittershaus

De Nederlandse Opera heeft zeer homogene, grotendeels Russische, bezetting samengebracht. Zelfs de kleinere rollen zijn uitstekend bezet. Zo zingt Andrei Popov een opvallend lyrische klerk, zonder een zweem van karaktertenoriaal gepiep, en Olga Savova is een Susanna met een klok van een stem. Met Kurt Streit en Maxim Aksenov zijn de twee tenorpartijen van Golitsyn en Andrei meer dan behoorlijk bezet.

De bassen vormen een vocaal contrasterend trio. Gábor Bretz zingt Shaklovity met een vilaine kleur. Dmitry Ivashchenko werd wel aangekondigd met een verkoudheid, maar daar was niets van te merken. Zijn Ivan heeft beet en autoriteit. Orlin Anastassov zingt daarentegen Dosifei met een ronde bas, die wel iets meer uitstraling zou mogen hebben.

Maar de ster van de avond was ontegensprekelijk de Marfa van Anita Rachvelishvili. Telkens als ze haar mond opendoet, tilt ze eigenhandig de voorstelling nog een paar stappen hoger. Haar wulpse en kleurrijke mezzo heeft een onvoorstelbaar dynamisch bereik. Ze eigent zich het eerste deel van het derde bedrijf volledig toe met ontroerende piano's en een dominerend forte in haar talloze confrontaties. Ze kreeg terecht een - zelfs naar Nederlandse normen - overweldigende ovatie.

De recente Otello in Antwerpen speelde in een zwarte doos. Voor Chovanshchina heeft Johannes Leiacker een witte doos gebouwd... Het openingsbeeld begint met een tableau vivant van koor en solisten tegen de achtergrond van een levensgrote reproductie van De executie van de Streltsy. Tegen het einde van de ouverture trekken ze hun kostuums uit, de rest van de voorstelling dragen ze moderne kostuums. Na de collectieve zelfmoord van de Oud-Gelovigen gebeurt het omgekeerde. Het is een mooi beeld, maar vrij zinloos.

Het schilderij van Surikov verdwijnt snel en laat een zwart gapend gat achter, soms opgevuld met een witte muur of zilveren glittergordijn. De leegte domineert het scènebeeld... enkel opgefleurd met een tafeltje, een stoel, een dood paard (!) en een houten kar. Christof Loy maakt goed gebruik van dat lege podium tijdens de grote koorscènes, maar voor de rest lopen de zangers wat verloren. Ook de choreografie van de Perzische slavinnen was weinig opwindend. De verdienste van Loy is dat hij geen gekke dingen doet en een degelijke handwerk aflevert, maar mij niet altijd wist te boeien.

Publicatie: zondag 28 februari 2016 om 10:20
Rubriek: Opera