La forza del destino in UGC
De Parijse opera zendt ook live voorstellingen door naar verschillende bioscopen, zij het nog niet op de wereldwijde schaal als de Met en zonder ronddartelende operazanger-presentator die tijdens de pauze een microfoon in het gezicht van deze of gene zanger duwt. Zo was gisteren hun nieuwe productie van La forza del destino vanuit de Bastille te zien en te horen in de gouden zaal "Grand Eldorado" van UGC, die amper voor een kwart vol zat.
Het eerste wat opvalt, is dat de opera begint met het eerste bedrijf als een soort proloog waarin het noodlottig schot valt dat Leonora's vader doodt, nadien gevolgd door de ouverture. Op zich stoort me dat niet echt. Dat is dezelfde truuk die te horen is op oude live opnames uit de "Old Met", maar daar was het om de scènewisseling naar de herbergscène mogelijk te maken.
In de productie van Jean-Claude Auvray valt er weinig te wisselen. Het is een volledig open podium zonder decors, en met enkel een paar tafels en stoelen, een troon en een gigantisch kruisbeeld dat af en toe zichtbaar is. Voor de twee scènes waarin Preziosilla speelt, voorziet hij onderhoudende massascènes. Zo zou de herbergscène zo uit Carmen kunnen komen als Preziosilla, een donker klinkende Nadia Krasteva, ala Carmen op de tafel springt.
De enscenering is weinig geïnspireerd, wat veel ruimte laat aan de zangers om te schitteren... wat ze dan ook doen. Het is al een tijdje duidelijk aan het worden dat het Joel-tijdperk eerder gedomineerd wordt door grote stemmen - waar ik uiteraard niets op tegen heb - dan door diepgravende en ideeënrijke producties.
Violeta Urmana werd aangekondigd als "souffrante". Daar was zoals gewoonlijk weinig van te merken. Enkel tijdens de scène met Padre Guardiano, een degelijke Kwangchul Youn met rijke bas, moest ze een enkele keer gas terug nemen. Urmana heeft een grote stem, maar ze beschikt niet over alle kwaliteiten om Leonora te zingen. Alles klinkt vooral luid of luider. Zelfs in "Pace, pace" is er amper een piano-moment te bespeuren. Maar haar "maledizione" op het einde van de aria was dan weer wel overweldigend en ik kan me voorstellen dat dat in de zaal best wel opwindend geweest moet zijn.
Gebrek aan nuances waren er daarentegen niet bij haar twee mannelijke collega's. Marcelo Alvarez is, wat mij betreft, dé tenor van het moment wat het spinto Verdi-repertoire betreft. Hij zingt een schitterende Don Alvaro. Zijn grote scène "La vita è inferno" is een voorbeeld-uitvoering vol differentiatie, spelen met kleur, licht en schaduw. Het zelfde geldt voor de Vargas van Vladimir Stoyanov (hij was trouwens ooit als Enrico in Luik te horen). Hij beschikt ook over een breed palet. "Son Pereda" deed me denken aan Dulcamara, maar hij kan even goed de vertwijfeling en nadien de woede uitdrukken in "Urna fatale".
Bij de (relatief) kleine rollen moet zeker ook Fra Melitone vermeld worden. Nicola Alaimo hebben we recent nog als Figaro in Luik gehoord en als Melitone steelt hij moeiteloos de show. In zijn vertolking hoor je waar later Falstaff vandaan komt. Hij beschikt over een prachtige tekstprojectie en frasering, gevoel voor humor en weet dit ook vocaal over te brengen. Ik ben ervan overtuigd dat hij een geboren Falstaff is.
Publicatie: vrijdag 9 december 2011 om 19:27
Rubriek: Opera