Armide in Parijs
Verschillende componisten hebben de vertelling van Armide/Armida als onderwerp gebruikt voor een opera. In 1686 schreef Lully zijn versie van Armide. Het Théâtre des Champs-Elysées stelt een geënsceneerde versie voor met Les Arts Florissants onder leiding van William Christie.
Armide gaat over de tovenares Armide die wraak wil nemen op Renaud. Maar op het moment dat ze hem wil vermoorden, wordt ze plotseling verliefd op hem... waarna ze heen en weer geslingerd wordt tussen haat en liefde. Uiteindelijk verlaat Renaud haar magisch paleis, Armide zweert wraak en het paleis stort.
Alhoewel Louis XIV de opera nooit in Versailles gezien heeft, heeft de regisseur Robert Carsen zich voor de proloog toch door Versailles laten inspireren. Voor de voorstelling begint zien we een grote projectie van het kasteel van Versailles met de mededeling "Prochaine visite à 17h" en een suppoost die een boekje zit te lezen tot de bezoekers binnengelaten kunnen worden. Ik had even het gevoel dat Carsen dezelfde tentoonstellingstoer zou opgaan als bij zijn enscenering van Tannhäuser. La Sagesse en La Gloire tonen eerst een aantal schilderijen waarna ze een rondleiding geven door Versailles. Die rondleiding wordt als een film geprojecteerd. Als de bezoekers de balzaal van het kasteel betreden, beginnen ze spontaan te dansen (de choreografie is van Jean-Claude Gallotta).
Na het bezoek aan de slaapkamer van de koning gaat een van de bezoekers - dat blijkt later "Renaud" te zijn - op het bed liggen en valt in slaap. Op het einde van de opera wordt hij terug wakker - alsof alles een droom was - in dat bed waar Armide net zelfmoord gepleegd heeft. In de rest van de voorstelling wordt geen video meer gebruikt, maar dat koninklijk hemelbed blijft wel het centrale decorelement van deze productie. Het deed me heel sterk denken aan Carsens enscenering van Semele.
De decors en de kostuums van Gideon Davey zijn allemaal grijs of zilverkleuring. Enkel Armide springt eruit in haar rode onderjurk. Als ze later haar demonen oproept, dan zijn die ook op dezelfde manier gekleed, net zoals "La Haine" (dit kleine rolletje wordt trouwens door niemand minder dan Laurent Naouri gezongen) en zijn demonen. Daardoor worden al die karakters afspiegelingen van Armide zelf. Zoals van Robert Carsen verwacht kan worden, is het een eerder psychologische dan een magische enscenering. Naar verluidt kreeg Carsen weer een hoop boegeroep over zich heen bij de première. Ik heb het al eerder geschreven... ik zal dat Parijs publiek waarschijnlijk nooit begrijpen. Je kan bedenkingen hebben bij de manier waarop hij de Proloog ensceneert of bij de zelfmoord van Armide, maar dit is gewoon een fantastische enscenering met een reeks heel sterke bedrijven.
Het derde bedrijf vond ik het sterkst. Het is het bedrijf waarin Armide net ontdekt heeft dat ze verliefd is op Renaud en geen blijf weet met haar conflicterende gevoelens. Uiteindelijk roept ze La Haine op om haar te verlossen van haar passies. Zijn demonen storten zich op haar waardoor ze verteerd lijkt te worden door een rood vuur van dansers en zangers. Als haar liefde te sterk blijkt te zijn, verlaten ze haar waarbij elke demon haar eerst nog passioneel kust... waardoor ze nog meer vertwijfeld en verwilderd achterblijft. Ik kan me voorstellen dat dit bedrijf op termijn een van Carsens meest memorabele ensceneringen zal zijn.
De slotscène van het tweede bedrijf is van een vergelijkbare intensiteit. Het is de scène waarin Armide een dolk in de borst van de slapende Renaud wil ploffen, maar dan overvallen wordt door liefde. Het succes van deze scène is in de eerste plaats te danken aan de schitterende vertolking van Stéphanie d'Oustrac. Tot nu toe heb ik haar enkel in lichter repertoire gehoord, zoals vorig seizoen als Lazuli in L'Etoile, en ik had me dan ook niet kunnen voorstellen dat ze zo grandioos zou zijn in een dramatische rol als Armide. In die monoloog "Enfin, il est en ma puissance" is ze bijvoorbeeld zowel krachtig als ontroerend en vol twijfel. Maar ook in de rest van de opera straalt haar stem en toont ze geen enkel moment van zwakte.
In vergelijking met de gigantische rol van Armide lijken alle andere rollen wel bijrollen. Zelfs Renaud heeft betrekkelijk weinig te zingen... en dat is misschien maar goed ook, want Paul Agnew is niet meer wat hij geweest is. Zijn stem klinkt dof en omfloerst alsof er een reeks boventonen in zijn stem ontbreken. Vooral in het duet met Armide in het vijfde bedrijf vallen zijn zwakheden pijnlijk op.
Daarnaast vormen Claire Debono en Isabelle Druet nog een mooi koppel. In de proloog zingen ze respectievelijk La Gloire en La Sagesse. Daarna vertolken ze Phénice en Sidonie, de vertrouwelingen van Armide, en in het vierde bedrijf lenen ze hun stem aan Lucinde en Mélisse. Ik schat dat ze na Armide het meest te horen zijn. Isabelle Druet kennen we natuurlijk nog van haar prestatie op de jongste Elisabethwedstrijd. Maar ik vond de frisse stem van Claire Debono ook een ontdekking.
Op de website van ConcertClassic is een kort videofragmentje te zien. De voorstelling van 18 oktober zal live uitgezonden worden... voor wie France Musique op de kabel heeft zitten of voor wie naar de webstream wil luisteren.
Publicatie: maandag 13 oktober 2008 om 09:52
Rubriek: Opera