Der fliegende Holländer in De Munt (2/2)
In de reeks voorstellingen van Der fliegende Holländer in de Munt worden drie van de vier hoofdrollen afwisselend door twee zangers gezongen.
De eerste bezetting werd ontsierd door de aanwezigheid van Torsten Kerl als Erik. Het ligt dan ook voor de hand dat de tweede Erik, Robert Chafin, op zijn minst minder slecht is. En tot op zekere hoogte was dat ook zo. Hij heeft een heldere, duidelijke, grote stem. Hij is wel niet altijd even subtiel en zijn pathetische aria van het derde bedrijf was niet altijd even juist gezongen.
Hélène Bernardy is een redelijk goede Senta, die zo haar momenten heeft... maar soms kreeg ik het gevoel dat ze ging ontploffen, vooral tegen het einde van het tweede bedrijf. Er waren ook af en toe wat schoonheidsfoutjes te horen, zoals noten die ze langs onder raakte in plaats van mooi in het midden. Qua volume moet ze in allegeval niet onderdoen voor Anja Kampe.
Tómas Tómasson is echter een groter probleem. Hij zingt met heel veel legato, maar kauwt daarbij zoveel op zijn woorden, dat er een constante, onduidelijke brij uit zijn mond komt. Dat gaat snel vervelen, ook al omdat er weinig focus of variatie in dat gewauwel te ontdekken is. Maar voor wie enkel geïnteresseerd is in pure klank, valt het wel mee.
Alfred Reiter geeft weer zijn dansende buffo-interpretatie van Daland, waarmee hij de meest boeiende figuur van de voorstelling was.
Publicatie: woensdag 28 december 2005 om 09:36
Rubriek: Opera