Der fliegende Holländer in De Munt (1/2)
De nieuwe productie van Der fliegende Holländer in de Munt trekt vooral de aandacht omwille van het feit dat theaterman Guy Cassiers zich voor de eerste keer aan een "echte" opera waagt. Als zo iemand aan opera begint, dan verwacht je - in het ergste geval - toestanden zoals producties van Guy Joosten, maar dat blijkt in het geval van Guy Cassiers niet het geval te zijn.
Ik heb de indruk dat ze hem wijsgemaakt hebben dat operazangers niet kunnen acteren - wat niet altijd onwaar is - en dat ze vooral in staat moeten zijn om te zingen. Ik vind dat uiteraard een lovenswaardig uitgangspunt... en dat is wat Cassiers dan ook doet. Hij laat de zangers opkomen, plaatst ze ergens op de scène (meestal redelijk vooraan) en laat ze dan hun ding doen. Aangezien heel het speelvlak open is tot tegen de zij- en achtermuren van het podium, is dat nog niet zo'n slechte optie. Het gevaar bestaat namelijk dat stemmen verloren gaan in die ruimte als de zangers te ver naar achter staan. Akoestisch ontstaan daardoor soms wel interessante, kathedraalachtige effecten.
Omwille van de onbestaande personenregie, probeert hij de aandacht vast te houden met de omkadering... het decor, de kostuums, de choreografie (van het koor) en het gebruik van videobeelden.
Het decor bestaat uit twee roterende halve cilinders... een grote om het schip van de Holländer voor te stellen en een kleinere voor Daland en Senta. Dalands schip/huis is ook uitgerust met patrijspoorten. Op de binnenkant van de cilinders worden vage videobeelden geprojecteerd. Met een beetje fantasie kan die ronddraaiende ijzerwinkel ook een uitvergrote radar voorstellen, waarmee zowel de Holländer als Senta op zoek zijn naar elkaar. Dat zou kunnen verklaren waarom de "radar" van de Holländer gedurende heel zijn monoloog ronddraait - hij heeft zijn redster nog niet gevonden - en als ze elkaar tijdens het duet gevonden hebben, vallen beide radars stil.
Senta zelf is bijna onafscheidelijk gelinkt met een koperen plaat waarin een deuropening voorzien is. Tijdens haar ballade staat zij in die deuropening terwijl de plaat rond haar roteert. Die plaat is ook nog half bedekt met ijs dat langzaam ontdooit en volledig ijsvrij is als ze zich op het einde opoffert voor de Holländer. Hetzelfde evolutionaire idee komt terug in haar "striptease". Maar daarvoor moet ik eerst even uitweiden over de kostuums.
Alle karakters in de opera, inclusief het koor, dragen kostuums die verschillende maten te groot zijn, met mouwen die tot aan hun knieën hangen. Enkel de Holländer, als mythische figuur, past wel in zijn kostuum. Opdat Senta hem waardig zou zijn, moet zij ook in haar kostuum groeien. Je ziet haar dan ook die volledige evolutie doormaken die begint met haar ballade, en met lange mouwen. Op het moment dat het koor zich afvraagt wie de engel is die de Holländer gaat redden, begint ze haar mantel los te knopen... als ze op het einde van het duet trouw zweert aan de Hollander, heeft ze de mantel uitgedaan, maar nog steeds in haar handen. Pas op het moment van de "Liebestod" avant la lettre laat ze die mantel volledig los en wandelt doorheen de deuropening van haar ontdooide koperen plaat in het reddende licht.
Die kostuums met lange mouwen worden door het koor ook voor allerlei effecten gebruikt. Sommige daarvan zorgen - al dan niet gewild - voor een komische noot. Maar aangezien Wagner voor mij niet heilig is, heb ik er geen probleem mee om af en toe in een Wagneropera eens te glimlachen. Het mooiste (geluids)effect is tijdens de spinscène. Dan zwaaien de leden van het vrouwenkoor met hun onderarmen en dat ruisen van hun kostuums maakt een min of meer spinnend geluid.
Het koor werd ook onderworpen aan twee choreografen. De grootschalige "dansen" komen nogal knullig en lomp over. Maar er zijn twee momenten die wel voor een mooi effect zorgden. Het eerste is tijdens het "onderhandelingsduet" van Daland en de Holländer. Op dat moment staat het koor op één lange diagonale lijn op het podium, voor hen is een smalle lichtbundel waarin ze collectief of opeenvolgend als een "Mexican wave" een of andere handbeweging maken. Het is me niet duidelijk wat al die handbewegingen bedoelen, maar het is wel leuk. Het tweede is een soort vingerballet op de ramen van de patrijspoorten van Dalands schip vooraleer Senta aan haar ballade begint. De combinatie van de verlichting ín die raampjes geven de indruk van de tentakels van een inktvis die proberen greep te krijgen op Senta. Een van die bewegende handen wordt gefilmd en vergroot op de binnenkant van het schip geprojecteerd.
De rest van de videoprojecties die door de Filmfabriek gemaakt zijn, zijn nogal stereotiep zoals water en golven tijdens het eerste bedrijf. Senta's ballade wordt vergezeld van een projectie van het hoofd van de Holländer op de achtermuur, ter vervanging van het portret. En als de Holländer Daland over zijn rijkdom vertelt, dan worden er goudkleurige beelden op de binnenkant van zijn schip geprojecteerd.
Het is niet mijn gewoonte om zo lang stil te blijven staan bij een regie, maar in dit geval wilde ik wel eens een uitzondering maken. Vooral omdat het een regie is die "groeit". Ik had eerder al een repetitie gezien en door het nu een tweede keer gezien te hebben, worden sommige regielijnen en beelden duidelijker en minder onlogisch.
De Munt heeft twee bezettingen voorzien, waarvan ik de eerste bezetting gehoord heb (de tweede hoor ik over twee weken). De "eerste" bezetting is die naam zeker waardig. De twee protagonisten Egils Silins (Holländer) en Anja Kampe (Senta) hebben allebei een schitterende stem. Vooral de stem van Anja Kampe is groots en omgeven met een wolk van kleur en resonantie. Ze haalt soms wel een paar keer extra adem waar het indrukwekkender zou zijn als ze dat niet zou doen. Egils Silins zingt daarentegen wel onwaarschijnlijk lange lijnen. Zijn monoloog klinkt veel gemakkelijker dan hij waarschijnlijk is. Zelfs de soms moordend trage tempo's die door Kazushi Ono genomen worden, blijken geen probleem te zijn... toch niet vocaal... dramatisch valt de monoloog wel een paar keer stil en verslapte mijn aandacht.
Torsten Kerl is weer het kneusje van deze bezetting. Hij heeft een onaangename stem die klinkt als een tube snel leeggeknepen tandpasta. Hij glijdt ook teveel van de ene noot naar de andere wat zijn knödelstem alleen maar versterkt. Dan is de andere tenorpartij, die van de Steuermann, een stuk boeiender bezet door Jörg Schneider. Hij heeft een heldere stem, met prachtige dictie en een stralende hoogte. Alfred Reiter zingt ook een goede Daland met stevige basnoten en toch af en toe met baritonale kleuren.
Muzikaal is het een schitterende voorstelling en de productie is beter dan ze er op het eerste zicht uitziet. De voorstelling van 20 december wordt trouwens rechtstreeks uitgezonden op Arte en La Deux...
Publicatie: vrijdag 16 december 2005 om 00:45
Rubriek: Opera