Lucy Crowe in Wigmore Hall*
Kamermuziek in het algemeen en Liedrecitals in het bijzonder zijn het uitgelezen genre om in tijden van "social distancing" op het programma te zetten. Het was dan ook maar een kwestie van tijd tot Wigmore Hall op de kar van de livestreams zou springen. Deze week was onder andere een lunchrecital met sopraan Lucy Crowe en pianiste Anna Tilbrook te horen.
Ik heb Lucy Crowe nog maar één keer eerder gehoord, als Rodelinda in Madrid, en toen had ze geen overweldigende indruk nagelaten. Ik verliet dit recital - dat ze als titel "Hope and longing" hadden gegeven - ook hinkend op twee gedachten. Ze begonnen met de barokaria O ravishing delight van Thomas Arne. Ze zingt het met een minimum aan vibrato, niet echt mooi, en met een glazen hoogte die door door mijn trommelvliezen snijdt. Het was een opwarmertje, dus kon het alleen maar beter worden.
Tijdens de eerste helft van het recital brachten ze een Duitstalig programma, te beginnen met vier liederen van Schumann. Crowe gaf een teruggehouden vertolking van het Lied der Suleika uit "Myrthen", dat zeker aan het slot wat meer extatisch had mogen zijn. Het wondermooie Lenau-lied Meine Rose was perfect melancholisch en voor de herneming van de eerste strofe vond ze nog een tikkeltje meer intimiteit. Het Mignon-lied Kennst du das Land zong ze met toenemende intensiteit tot de apotheose van de laatste strofe. Bergs Sieben frühe Lieder bracht ze met veel uitdrukkingskracht, maar ik had toch regelmatig het gevoel dat ze aan de limiet zat. Maar ze eindigde Nacht met een mysterieus "O gieb acht" en Traumgekrönt met een onwezenlijke slot-Nacht. Im Zimmer klonk dan weer Biedermeierachtig gemoedelijk met een lichte zweem van erotiek.
Ik was niet volledig overtuigd van het Duitstalige deel. In het tweede deel met uitsluitend Engelse liederen leek ze meer in haar element... en kwam ook de ontroering. Met volle stem en Brittens The Salley Gardens luidde ze een Folksong-groepje in. Maar het was met twee "traditionals" dat ze ontroerde. In de eerste plaats met het Ierse She moved thro' the fair, zonder piano... het is pas nu dat ik besef dat dit tevens het laatste bisnummer van Paula Murrihy op het Liedfestival van Zeist was vorig jaar. She's like the swallow onroert evenzeer dankzij de eenvoud van dit lied.
"Tread softly because you tread on my dreams"... hartverscheurende woorden van Yeats en het slotvers van Dunhills The Cloths of Heaven waren de aftrap voor het hoogtepunt van het recital met nog vier Engelse liederen, waaronder ook Gurneys Sleep. Silent Noon van Vaughan Williams beschouw ik als een Flott-lied, Lucy Crowe komt dicht bij het ideaal. Het is hier dat ze passend voor één noot op non-vibrato overstapte als ze in "when twofold silence was the song of love" met snijdende expressiviteit het woord "song" tot kleurloze stilte dwingt. Ze eindigde met een jazzachtige versie van It was a lover and his lass van ene Madeleine Dring.
Het komt wat vreemd over in een lege Wigmore Hall, maar toch volgde er met We'll Gather Lilacs van Ivor Novello nog een bisnummer. Wigmore Hall plant elke dag van de maand juni een livestream en daar zijn ook nog een half dozijn liedrecitals bij. Ik ben vooral benieuwd naar de "Frauenliebe und -leben" van Roderick Williams, het recital van Ailish Tynan of de "Winterreise" van Mark Padmore...
Publicatie: zaterdag 6 juni 2020 om 15:20
Rubriek: Liedrecital