Nabucco in Berlijn
De Deutsche Oper Berlin herneemt Nabucco in de productie van Keith Warner die twee jaar geleden het seizoen opende. De eerder gestileerde productie lijkt zich af te spelen in de 19de eeuw, maar wordt irrelevant naast de verbluffende bezetting, kundig in toom gehouden door Paolo Arrivabeni.
Dalibor Jenis zong twee jaar geleden zijn eerste Nabucco in de Vlaamse Opera. Zijn elegante bariton heeft meer focus gekregen, waardoor "Dio di Giuda" meer overtuigde. Verder geeft hij de nodige kleuren aan zijn waanzinscène. Jenis is eigenlijk "slechts" een correcte, mooi zingende Nabucco, die echter overschaduwd wordt door de kwaliteit van de rest van de bezetting.
Dat gebeurde in de eerste plaats door de Abigaille van de Oekraïense Liudmyla Monastyrska. Ze heeft een indrukwekkende stem - of eigenlijk stemmen - die misschien niet ieders smaak is, ik zou ze zelfs ouderwets durven noemen. Abigaille is één van die onmogelijke rollen waarvan je je afvraagt wat Verdi in godsnaam in gedachten had. Ze moet extreme gevoelens vertolken en daarbij telkens een andere expressie zoeken en vinden. Monastyrska deed dat op overweldigende wijze.
Haar meesterstuk is de grote scène van het tweede bedrijf. Eerst komt ze als een furie binnen nadat ze het document gevonden heeft waaruit blijkt dat ze niet Nabucco's dochter is. Al dat vuur komt tot uiting in "Ben io t'invenni, o fatal scritto", waarbij Monastyrska intervallen overbrugt van stralende hoge noten tot donderende keldernoten met een projectie waar een alt jaloers van zou worden.
Het grote contrast komt daarna met "Anch'io dischiuso un giorno". Ze schakelt over naar een andere stem waar tederheid, lichtheid en flexibiliteit de hoofdrol spelen. In die mate, dat ik zelfs zou kunnen geloven dat ze Lucia in haar repertoire zou kunnen hebben. Een vergelijkbare transformatie was eerder al te horen in het trio met Fenena en Ismaele in het eerste bedrijf. Ook daar zingt ze bijvoorbeeld "Io t'amava, il regno e il core" sotto voce met heerlijke piano topnoten.
Maar wat dat trio zo groots maakte, was de repliek die ze kreeg van Ronnita Miller als Fenena. Deze jonge Amerikaanse mezzo houdt moeiteloos stand naast Monastyrska, dankzij haar mezzo die qua kleur, timbre en slagkracht op de rand zit van een spinto-sopraan. In haar aria van het vierde bedrijf, "O dischius'è il firmamento", blijkt dat de hogere noten nog niet echt stevig genoeg zijn... maar het is wel een naam om in de gaten te houden. Bruno Ribeiro heeft een zonnige tenor met weinig nuance, waarmee hij een stralende Ismaele zong.
En tenslotte was er nog Hans-Peter König. We kennen hem vooral van zijn grandioze Wagnervertolkingen als Hagen, Hunding of Marke. Voor de nobele Verdi-rollen, zoals Zaccaria, is zijn rijke bas ook uitermate geschikt. Ik had er geen twijfel over dat hij het gebed "Tu sul labbro" prachtig zou zingen. Maar hij beschikt ook over de nodige uitstraling en zijn imposante stem heeft voldoende gewicht om overeind te blijven in de ensembles en tegenover het koor, en dat over het volledige bereik van zijn stem.
Publicatie: zondag 7 juni 2015 om 08:16
Rubriek: Opera