Il Grand' Inquisitor

Carmen in Kinepolis

Na Tosca, is Carmen de tweede Zeffirelli-productie dit seizoen die in de Met vervangen wordt door een nieuwe. De theaterregisseur Richard Eyre verplaatste de handeling naar 1936 in het Spanje van Franco... alhoewel dat op visueel vlak niet zo heel veel verschil maakt.

Het pseudo-eenheidsdecor bestaat uit een set cirkelvormige bakstenen muren op een draaiplatform, die zowel het plein en de gevangenis in Sevilla, de herberg van Lilas Pastia als de arena kunnen voorstellen. Tijdens de ouverture en het intermezzo blijft het doek gesloten... op een driehoekige scheur na, waarin we twee dansers - de verpersoonlijkingen van Carmen en Don José - zien. Verder zijn er geen grote verrassingen. Eyre zorgt voor een degelijke personenregie die vooral Carmen en Don José centraal plaatst.

Deze productie was oorspronkelijk opgezet voor Angela Gheorghiu en Roberto Alagna. Maar aangezien het koppel al een tijd in een echtscheiding verwikkeld is, die ook gedeeltelijk via de pers uitgevochten wordt, leek het opportuun om niet samen op te treden. Vooral de laatste scène zou misschien wat té realistisch kunnen worden. Gheorghiu stapte bijgevolg uit de productie... wat zelfs zonder die liefdesperikelen volgens mij een goede zaak was, aangezien ik geen Carmen in haar zie of hoor.

Ze werd vervangen door Elina Garanca. Na haar eerste Carmen in Riga twee jaar geleden, gevolgd door die in London, veroverde ze nu ook New York als Carmen. Ik heb haar nog maar één keer eerder live gehoord, toevallig ook in de Met, als Rosina en ze maakte toen een verpletterende indruk... die ze als Carmen volledig bevestigt. Ze heeft een unieke en herkenbare mezzostem vol romigheid en sensualiteit. Haar "Seguidilla" bijvoorbeeld was gewoon perfect op het vlak van timing, frasering en tekstvertolking.

Daarenboven beschikt ze over een ongelooflijke uitstraling. Ze heeft datgene wat alleen echt grote zangers hebben: de mogelijkheid om zonder iets speciaals te doen toch de aandacht naar zich te trekken. Het meest opvallend was de scène met Escamillo. Garanca zat ergens aan de zijkant, maar toch kon ik mijn ogen niet van haar afhouden, ondanks het feit dat daar een bariton stond te blinken terwijl hij een van de meest bekende aria's uit het operarepertoire zong.

Naast Garanca komen alle andere zangers wat bleek over... zelfs Roberto Alagna, die toch een stevige reputatie heeft als Don José en het ook nu helemaal niet slecht doet. Hij verbrodt wel het einde van de Bloemenaria. Hij leek plots schrik te hebben van die hoge sibemol en schakelde over op een soort flauwe kopstem om het slot toch piano te kunnen zingen. Als hij die registerverandering goed zou uitgevoerd hebben, had ik het nog kunnen aanvaarden, maar nu was het vis noch vlees.

Barbara Frittoli kon me niet echt overtuigen als Micaela. Haar expressie bleef overwegend monotoon en haar Frans sprankelde ook nauwelijks. Teddy Tahu Rhodes was op het laatste moment ingesprongen voor de zieke Mariusz Kwiecien en zong een beheerste Escamillo zonder grote flamboyante gestes.

Renée Fleming was weer de gastvrouw en verzorgde de interviews tussendoor en probeert iedereen te overtuigen hoe fantastisch de Met wel is. Ze gebruikte deze keer wel geen zichtbare spiekbriefjes meer waardoor ze iets spontaner overkwam.

Publicatie: zondag 17 januari 2010 om 00:05
Rubriek: Opera