La forza del destino in Wenen
La forza del destino blijft een lastig werk. De enscenering van David Pountney in de Wiener Staatsoper kan niet helemaal overtuigen... de zangers des te meer.
Het scènebeeld wordt gedomineerd door een ronddraaiende witte omgevallen L, die zowel de kamer van Leonora, de herberg als het klooster moet voorstellen. Tijdens de slagveldscène worden er nog een hoop staketsels aan toegevoegd, maar voor de rest is het podium leeg en donker. De enige kleur komt in de herbergscène als "cowgirl" Preziosilla optreedt omringd door een choreografie (van Beate Vollack) met andere cowboys en -girls in vuurrode pakjes. De dansers komen nog eens terug in de slagveldscène, dan zijn ze verpleegsters en gewonden die creatief bewegen met krukken. Ook de carità-scène van Fra Melitone (de paters zijn trouwens gekleed als Turken) is maar een rommeltje. Enkel als er niet te veel volk op de scène staat, is de productie redelijk "normaal".
Paolo Carignani dirigeert een volbloed-Verdi met een sterke bezetting. Ook in deze voorstelling waren er echter een paar winterslachtoffers.
Violeta Urmana werd aangekondigd met een verkoudheid, maar ze zou toch Leonora zingen... en hoe ! Eindelijk hoor ik een overtuigende "Pace, pace". Ze begint wel niet piano, maar dat zal wel aan die verkoudheid liggen. De rest van de aria werd schitterend vorm gegeven en bekroond met een daverende 'maledizione'. Er zijn nog altijd een aantal overblijfsels uit haar mezzo-verleden, zoals het totaal anders klinkende lage register. Vooral in "Me pellegrina ed orfana" schakelde ze een paar keer heen en weer tussen haar twee stemmen. Daar staat een ingetogen "Madre, pietosa Vergine" tegenover.
Anthony Michaels-Moore was het andere slachtoffer. Hij zou Don Carlo zingen, maar werd vervangen door de Italiaanse bariton Silvio Zanon. Ik heb nog nooit van deze zanger gehoord, maar hij blijkt vooral in Italië de grote Verdipartijen te zingen. Zijn stem heeft daarvoor het perfecte Verdi-timbre en hij beschikt ook over het nodige stijlgevoel. Alles gaat goed, zolang hij niet teveel moet lopen... zoals in "Son Pereda son ricco d'onore". Hij is constant buiten adem waardoor zijn legato volledig de mist ingaat. Dit is waarschijnlijk te wijten aan het overgewicht dat hij meesleurt. "Urna fatale del mio destino" is daarentegen volledig statisch en dan klinkt hij fantastisch, ik kan me hem zo als Rigoletto voorstellen.
Twee zangers roepen herinneringen op aan de jaren 1990.
Fabio Armiliato zong toen een paar Puccini-rollen in de Vlaamse Opera. Ondertussen treedt hij vooral in Italië op, vaak aan de zijde van zijn vrouw Daniela Dessi. In de proloog komt hij als één brok "italianità" het podium opgestormd met een homogene stem vol vuur en stralende hoge noten die moeiteloos klinken. Het duet met Urmana is een opwindend hoogtepunt. Zijn grote scène "La vita è inferno" roept herinneringen op aan historische opnames met alle nuanceringen en strijdbaarheid die je maar wil.
Giacomo Prestia had ik tot gisteren nog maar één keer gehoord. Meer dan tien jaar geleden zong hij Filippo II in Luik. Hij had toen een grote indruk nagelaten en ik was dan ook vol verwachting om hem nu terug te horen als Padre Guardiano. Ook hij stelt niet teleur. Zijn bas heeft de nodige autoriteit en diepte. Als hij "Il santo nome" inzet, dan kan ik niet anders dan gelukkig zijn dat er toch nog Verdi-bassen zijn naast bijvoorbeeld Furlanetto.
Publicatie: zaterdag 24 januari 2009 om 09:47
Rubriek: Opera