Il Grand' Inquisitor

Giulio Cesare in de Munt (2/2)

De eerste bezetting van Giulio Cesare in Egitto in de Munt werd verkocht als de contratenor-versie. Na de vocaal ramzalige altversie was ik benieuwd of deze bezetting beter zou scoren. René Jacobs was nog altijd ziek en dus mocht Piers Maxim weer het Freiburger Barockorchester dirigeren.

Ik kon me moeilijk iets anders voorstellen, maar de eerste bezetting is op alle vlak een serieuze verbetering. Van in het begin was er spanning en hing er sfeer in de zaal van de Munt. De Sesto, Anna Bonitatibus, werd ook nog wel aangekondigd als zijnde ziek maar ze zong toch en ik heb niet echt veel van die ziekte gemerkt. Ze heeft een karaktervolle stem en met haar vertolking van "Cara speme, questo core" zorgde zij voor het meest ontroerende moment van de hele avond... ondanks het feit dat Giulio Cesare bol staat van de potentiële zakdoekmomenten.

Zoals bekend, ben ik geen grote fan van contratenors, maar Lawrence Zazzo zong toch een heel overtuigende Giulio Cesare. Vanaf zijn eerste aria "Presti ormai l'egizia terra" trekt hij de aandacht en houdt die ook vast. Twee van zijn aria's worden daarenboven indrukwekkend ondersteund vanuit de regie. Maar daarvoor moet ik even uitweiden over de enscenering.

Het is een typsiche enscenering van Karl-Ernst & Ursel Herrmann in een (te) wit decor dat nauwelijks ingekleurd wordt. Witte sanseveria-achtige tongen staan over de volledige breedte van het podium in verschillende rijen opgesteld en moeten het wuivend Egyptisch riet voorstellen. Tussen dat "riet" kan verstoppertje gespeeld worden. Het riet kan ook de gedaante van golven aannemen waarop een bootje kan varen. Typische Hermannen-attributen zoals pluimen, parasols, pijlen en uitvergrote objecten - boven het podium draait bijvoorbeeld een ventilator met drie gigantische adelaarsveren traag rond - zorgen voor wat kleur.

Sommige scènes lijken a priori wat belachelijk, maar ze blijken toch zin te hebben. Zo is er de scène in het eerste bedrijf waarbij Tolomeo een bokswedstrijdje voorbereid tegen een zandzak, maar ondanks al die stoerdoenerij krimpt hij toch van angst in elkaar bij het minste zuchtje van Giulio Cesare. Het lijkt ver gezocht, maar het is een aanloop om te verklaren hoe het mogelijk is dat hij later het onderspit moet delven tegen Sesto... die hier nog als een snotneus letterlijk aan de rokken van zijn moeder Cornelia hangt en dan later in het veel te grote harnas van zijn vermoorde vader Pompejus wraak wil gaan nemen.

Maar terug naar die twee aria's van Giulio Cesare. "Va tacito e nascosto" in het eerste en "Se in fiorito ameno prato" in het tweede bedrijf worden begeleid door respectievelijk hoorns en violen. In de enscenering van deze aria's staan de obligate instrumentisten mee op de scène. In het geval van "Va tacito e nascosto" ontstaat hierdoor een directe dialoog tussen Zazzo en de hoornisten. Nog mooier is het effect van de violen in "Se in fiorito ameno prato" als de violisten vogels nabootsen en zich telkens opnieuw verbergen tussen het riet als Giulio Cesare te dicht bij komt.

Nog meer muzikanten staan op het podium tijdens "V'adoro pupille" van Cleopatra. Danielle de Niese werd tot ster gebombardeerd toen ze een paar jaar geleden Cleopatra zong in de Bollywood-enscenering van McVicar in Glyndebourne, een productie die ook beschikbaar is op DVD. In deze Munt-enscenering kan ze echter veel minder wegsteken, waardoor haar Cleopatra slechts gedeeltelijk geslaagd is. De uitbundige aria's doet ze fantastisch. De manier waarop ze bijvoorbeeld "Tutto può donna vezzosa" de zaal inslingert, is heel opwindend. Ook haar jubelaria "Da tempeste il legno infranto" deed mijn bloed sneller stromen. Maar het probleem is zo ongeveer alles wat daartussen komt. "V'adoro pupille" klinkt ruw en onafgewerkt. "Se pietà di me non senti" zingt ze bijna volledig zonder vibrato waardoor elke onzuiverheid des te meer opvalt. "Piangerò la sorte mia" is zo ongeveer de bekendste aria uit de hele opera en zou ook een van de meest aangrijpende kunnen zijn. Maar Danielle de Niese beschikt nog niet over de mogelijkheden om die emotie over te brengen. Als deze aria gezongen wordt door iemand als Christine Schäfer of Magdalena Kozena, dan ben je na drie maten al murw. Bij de Niese voelde ik totaal niets...

Bij Christianne Stotijn is het eerder omgekeerd. Zij liet weinig dynamiek horen. Die mezza-voce-benadering past perfect om de treurende weduwe Cornelia te portretteren. Haar eerste aria "Priva son d'ogni conforto" is bijvoorbeeld heel mooi gezongen, zelfs met een pleiade aan subtiele trillers. Maar als ze later het hoofd moet bieden aan Achilles en Tolomeo, dan verwacht ik iets meer vuur. Ze acteerde die woede wel, maar er was niets van te horen.

De twee bezettingen die de Munt hier samengebracht heeft, bewijzen nog maar eens dat het in opera in de eerste plaats om de zangers gaat... en dat al de rest eigenlijk bijkomstig is.

Publicatie: vrijdag 1 februari 2008 om 18:14
Rubriek: Opera