Il Grand' Inquisitor

Le nozze di Figaro in München

De productie van Le nozze di Figaro die de Münchner Opernfestspiele opgenomen heeft in haar festival is al tien jaar oud. Het is een goede mix van tekstgetrouwheid en een lichte modernisering.

Dieter Dorn houdt zich strikt aan de regieaanduidingen en hoeft daardoor zijn hoofd niet te breken over hoe hij de opera binnen een of ander "concept" moet gewrongen krijgen. Ook wat de kostuums betreft - afgezien van een wat kleurrijke kamerjas voor de Graaf - is het eigenlijk een overwegend traditionele enscenering. Enkel voor het decor gaan ze de minimalistische toer op. In een volledig witgeschilderde kamer met drie deuren staat in het eerste bedrijf enkel een bed en de vereiste stoel, waar Cherubino en de Graaf zich achter kunnen verstoppen. Voor de andere bedrijven komt er een salon in te staan of wat stoelen. Allemaal heel eenvoudig om het verhaal helder te vertellen.

De enscenering van het laatste bedrijf is het vermelden waard. In die kamer is geen poging ondernomen om een tuin na te bouwen, maar er ligt één groot laken met daarop wat kleinere lakens. De scène is hel verlicht, maar door de verschillende karakters zich te laten verstoppen onder die lakens wordt alles toch duidelijk. Voor een keer komt zelfs de persoonsverwisseling van Susanna en de Gravin overtuigend over. Het slot, waarbij de Gravin de Graaf vergiffenis schenkt, wordt ook oprecht gespeeld in tegenstelling tot de vaak cynische ensceneringen die we zo vaak zien. Deze benadering werkt wel degelijk en voelt ook juist(er) aan.

Op een belangrijke uitzondering, was de bezetting ideaal. En om met die uitzondering te beginnen... Heidi Grant Murphy was een rampzalige Susanna. Ze heeft een prutsstemmetje dat soms nauwelijks voorbij de derde rij geraakt. Ze gebruikt talloze onderscheiden registers waarbij enige homogenisatie ver zoek is. Af en toe gebruikt ze ook nog een spreekregister voor als de noten wat aan de lage kant liggen. En in plaats van juist op een noot in te zetten, glijdt ze veel te vaak naar de juist noot. Haar aria "Deh vieni, non tardar" was een misser van formaat. Ze is eventueel geschikt om een Barberina te zingen in een B-huis, maar niet voor Susanna in de Münchner Staatsoper.

Ik wist vooraf niet wat ik moest verwachten van Hanno Müller-Brachmann als Figaro. Ik heb hem al een paar keer gehoord in Liedrecitals, waarbij hij mij nooit kon overtuigen. Maar hij is een schitterende Figaro. In het eerste bedrijf kwam hij nog wat traag op gang, maar "Se vuol ballare" had al de nodige aggresiviteit. In zijn laatste aria "Aprite un po'quegli occhi" toonde hij zowel pijn als woede. Misschien dat hij zich erbij moet neerleggen dat hij gemaakt is voor opera en niet voor liederen...

Maite Beaumont zong vorig seizoen ook Cherubino in Amsterdam en dat Nederlandse succes kon ze hier herhalen. Haar "Voi, che sapete" vond ik iets beter geslaagd dan "Non so piu cosa son". Maar de echt grote successen gingen naar de Graaf en de Gravin.

De Graaf is een van de grote rollen van Simon Keenlyside waarin ik hem nog nooit gehoord had. Zijn vertolking kan vergeleken worden met zijn Don Giovanni, zoals onlangs nog in Zürich, vooral op de manier waarop hij de rol zingt. Zijn vertrouwdheid met de rol, zorgt ervoor dat hij heel vrij kan omgaan met de muziek - zowel met de noten als de tempi. Maar zijn aanvoelen voor de Mozartstijl is van dien aard dat het allemaal juist blijft klinken. De Graaf is een van die gevaarlijke rollen waarbij een zanger zich heel snel kan vergalopperen. Maar dat overkomt Keenlyside uiteraard niet. Hij doseert perfect, waardoor hij nog meer dan voldoende reserves heeft voor "Hai gia vinta la causa" in het derde bedrijf.

En tenslotte de Gravin. Anja Harteros kende ik enkel als winnares van de Cardiff-wedstrijd en van haar recente solo-CD. Ik had hoge verwachtingen, maar was niet voorbereid op wat ze echt kan presteren. Op theatraal vlak is ze een ideale Gravin. Ze is jong, heeft uitstraling en de elegantie die je van een Gravin mag verwachten. Een van haar onverwachte hoogtepunten was tijdens "Voi che sapete". Terwijl Cherubino zijn arietta zingt, is het onmogelijk om niet naar Harteros te kijken en de emoties op haar gezicht te volgen... je ziet haar terugdenken aan de tijd toen ze nog gewoon Rosina was en Almaviva nog op haar verliefd was.

Maar dan haar stem... die is van een ongehoorde kwaliteit. "Porgi, amor" heb ik zelden beter gehoord, volledig mezza voce gezongen met een vocale beheersing die enkel fenomenaal genoemd kan worden. Ik dacht dat ik toen alles wel gehoord had, maar toen kwam het derde bedrijf. In het recitatief "E Susanna non vien!" hoor je al de emoties die je ook bij een Donna Elvira verwacht. Maar met "Dove sono i bei momenti" sloeg ze gewoon alles. In het eerste deel was er weer dat schitterende mezza voce en dat prachtig legato. De hogere noot op 'di cangiar' kunnen soms wat dun worden, maar bij Anja Harteros zijn die even vol en perfect geplaatst als de rest van haar stem. Ik was toen al bijna murw, maar in het da capo-gedeelte deed ze alles nog eens over, maar nog mooier, nog wat meer pianissimo, nog ontroerender. Perfectie bestaat uiteraard niet, maar zij kwam wel bangelijk dicht in de buurt. Ze heeft er sinds gisterenavond een fan bij...

Publicatie: dinsdag 24 juli 2007 om 09:34
Rubriek: Opera