Johannes-Passion in Parijs
Bachs Johannes-Passion hoeft uiteraard niet geënsceneerd te worden. Maar gezien de dramatiek van het passieverhaal, is het overmijdelijk dat regisseurs zich aan dit werk wagen. In het Théâtre du Châtelet was het Robert Wilson die zijn gekend recept toepaste op de Johannes-Passion.
Het voordeel van Bob Wilson is dat je op voorhand perfect weet wat je kan verwachten. En ook in dit geval waren er geen verrassingen. Zijn gestileerde en trage bewegingen werkten zoals verwacht. Op de achtergrond schoven langwerpige rechthoeken door het beeld als een verwijzing naar de twee delen van het kruis. De Evangelist zit vooraan met enkel een spot op zijn gezicht gericht. Het koor beweegt als één blok over het podium. Enkel op het moment dat de voorhang van de tempel in tweeën scheurt, wordt ook het koor in twee gedeeld. De solisten bewegen traag, daarbij maken ze gebruik van Wilsons typische handbewegingen... die af en toe zelfs een betekenis krijgen. Zoals het moment dat Petrus zijn gezicht achter zijn hand verbergt als men hem vraagt of hij niet één van Jezus' volgelingen is. Kortom een opeenvolging van mooie beelden was het resultaat.
Emmanuelle Haïm was met haar Concert d’Astrée verantwoordelijk voor het muzikaal deel... en dat viel al een stuk minder mooi uit. De ongelijke en slordige inzetten van het orkest waren nog het minste. Soms klonk het orkest gewoon lelijk (wat eventueel een interpretatieve keuze zou kunnen zijn). Maar de orkestklank kwam heel fragmentarisch over, waardoor er weinig samenhang was. Het koor zong ook niet helemaal foutvrij, maar het zorde wel voor de meest boeiende momenten van de hele voorstelling.
Op papier zag de bezetting er veelbelovend uit. Het is weliswaar een gok om voor de Evangelist en Christus twee operazangers te kiezen, die niet meteen bekend staan omwille van hun oratoriumwerk. De Italiaan Luca Pisaroni - onlangs nog Figaro in Amsterdam en Leporello in Parijs - bleek een verrassend overtuigende Christus te zijn, met meer dan behoorlijk Duits. Ook visueel ziet hij eruit als een Christus met baard en lang haar, zoals die vroeger op de heiligenbeeldjes stond. Ik had verwacht dat Pavol Breslik wel een goede Evangelist zou kunnen zijn. Vanaf het tweede deel, als het verhaal dramatischer wordt, is hij dat ook. In het eerste deel had hij soms problemen met de hoogte en leek hij niet erg betrokken. Deze gok van Haïm was in allegeval al succesvol.
De vier solisten voor de aria's kwamen daarentegen bijna allemaal uit de barok- en/of concertwereld, enkel de tenor Finnur Bjarnason kon ik niet meteen thuisbrengen. Tot mijn grote verbazing, bleken deze specialisten echter de zwakke schakel te zijn. Zelfs Andreas Scholl was niet in zijn gewone doen. Terwijl je zou verwachten dat hij een aria als "Es ist vollbracht" in zijn slaap kan zingen, voelde ik geen emotie. Hetzelfde geldt voor Christian Gerhaher, die de basaria's voor zijn rekening nam. Het idee om "Betrachte, meine Seel" volledig mezza voce te zingen, was niet slecht maar ook hier ontbrak weer de inleving. Zijn twee aria's in het tweede deel waren in hetzelfde bedje ziek. Gelukkig dat ze af en toe onderbroken worden door het koor, zodat ze toch nog een beetje spannend werden. Toen hij op het einde kwam groeten, leek hij ook niet echt gelukkig te zijn. Hij stond er precies tegen zijn zin. De enige die wel indruk op me maakte, was de sopraan Emma Bell, die wel expressie en betrokkenheid uitstraalde.
Of zou het toch zo zijn, dat de Wilson-aanpak bij sommige zangers op de stem slaat en ze niet meer op hetzelfde niveau zingen dat je van hen zou verwachten ?
Publicatie: donderdag 5 april 2007 om 08:35
Rubriek: Oratorium