Tannhäuser in Amsterdam
Tegelijkertijd met de Vlaamse Opera programmeert de Nederlandse Opera ook een Wagner-opera... Tannhäuser in een regie van Nikolaus Lehnhoff.
Het voordeel van de Lehnhoff-regie is dat ze niet tegen de haren instrijkt. Ze is eerder saai en beperkt zich hoofdzakelijk tot het verkeer regelen, zodat de koorleden niet in elkaars weg lopen. Het scènebeeld wordt gedomineerd door een grote wenteltrap die de volledige breedte en hoogte van het Amsterdamse podium inneemt. Centraal is er een klein podiumpje waarop Venus troont tijdens de eerste scène, en waar ook de zangers gaan staan tijdens de zangwedstrijd... zowaar met een gouden microfoonstandaard. Als het de bedoeling van Lehnhoff was om heel de zaal te laten grinniken op het moment dat Landgraaf Hermann die microfoon ter hand neemt, dan is hij daar glansrijk in geslaagd.
Het mooiste van de hele enscenering waren de kostuums van Andrea Schmidt-Futterer. Eindelijk nog eens een kostuumontwerper die... kostuums ontwerpt, in plaats van een namiddag te gaan winkelen in de C&A. Ook de choreografie tijdens de Venusbergscène was wel leuk, met rupsachtige figuren die over de grond kruipen terwijl de superrups Venus op haar podium staat.
Muzikaal was het een voorstelling met extremen. Aan de negatieve kant had je de dirigent Hartmut Haenchen. Hij slaagde er niet in om het Nederlands Philharmonisch Orkest enige stuwing te geven. Het overheersende gevoel was er een van slepende traagheid, alhoewel objectief gezien de voorstelling niet echt langer dan normaal duurde. Ofwel hadden ze vergeten om de geluidsversterking aan te zetten, waardoor het orkest niet de gebruikelijke impact had.
In de categorie rampen hoort de Tannhäuser van John Keyes thuis. Zijn Tristan, onlangs in de Munt, was al niet erg boeiend, maar was nog stukken beter dan deze Tannhäuser. Vanaf de eerste noten slaagt hij er niet in om twee woorden legato te zingen... die verhakselde zanglijn houdt hij vol tot het einde van de opera. "Dir töne Lob" klonk pijnlijk moeizaam. De verschillende krakende noten waren dan ook niet te vermijden. Enkel in het eerste deel van het tweede bedrijf leek hij zijn stem iets beter onder controle te hebben. Maar op het moment dat de Venusbergmuziek klinkt tijdens de zangwedstrijd, is hij weer hopeloos verloren. Ook zijn "Romerzählung" wordt best zo snel mogelijk vergeten.
Maar gelukkig zijn de andere zangers wel van goed tot uitmuntend niveau. Petra Lang is een goede Venus. Haar stem klonk meestal helder en briljant. Maar er waren ook een paar momenten dat ze wat wolliger klonk, alsof er een gekookt ei in haar mond zat. Elisabeth werd heel mooi gezongen door Martina Serafin. Haar stem zit perfect, waardoor ze zowel in "Dich, teure Halle" en als in "Allmächt'ge Jungfrau" met allerlei kleuren en nuances kon spelen. Maar haar mooiste moment vond ik het einde van de zangwedstrijd. Terwijl heel het koor op de achtergrond staat te zingen, breekt daar plots haar mezza voce stem door, die ze heel traag laat aangroeien in volume. Indrukwekkend.
Landgraaf Hermann is niet de meest boeiende rol. Maar Kristinn Sigmundsson maakt er toch iets van. Hij heeft ook met voorsprong de grootste en meest duidelijke stem van de hele bezetting, die gewoon prachtig klinkt. En uiteraard is er ook de onvergetelijke Wolfram van Roman Trekel. Zijn stem lijkt kleiner en bedeesder geworden tegenover vroeger. Maar wat hij met de tekst doet en de lange bogen die hij zingt, zijn schitterend. Zijn "Ode aan de Abendstern" was dan ook het enige écht ontroerende moment van de voorstelling voor mij.
Publicatie: maandag 12 februari 2007 om 08:41
Rubriek: Opera