Il Grand' Inquisitor

Die Entführung aus dem Serail in De Munt

De Munt begint haar seizoen met een herneming van hun oude productie - ze dateert van 1999 - van Die Entführung aus dem Serail, in de regie van Christof Loy. Twee nieuwe bezettingen wisselen elkaar af. Enkel Christoph Quest (Bassa Selim) en Jaco Huijpen (Osmin) waren er in 1999 ook al bij.

Toen ik deze productie zeven jaar geleden voor de eerste keer zag, was ik er niet echt van onder de indruk. Ook nu nog, vind ik het een degelijke regie, maar ook niet echt meer. Volgens het programmaboek, ziet Christof Loy Die Entführung aus dem Serail als een voorafspiegeling van Cosi fan tutte. Maar daar is uiteindelijk niet veel van te merken in zijn regie. Konstanze is zo standvastig als de Fiordiligi van het eerste bedrijf. Blonchen flirt wel met Osmin, maar ze komt toch ook nooit in de verleiding.

Vooral de eerste bezetting is van een hoog niveau. Pavol Breslik kennen we nog van zijn Ferrando en met zijn Belmonte gaat hij ook in deze voorstelling met de eer lopen. Zijn stembeheersing is fenomenaal, elke noot wordt perfect geplaatst en gedragen, waardoor subtiele crescendo's vanzelfsprekend klinken. In "Wenn der Freude Tränen fliessen" lijkt hij amper te moeten ademen. Zijn Mozart-stijl ligt in de lijn van de grote historische Mozarttenoren, waarbij je je nooit afvraagt of hij het wel gaat halen... puur genieten.

Marlis Petersen is ook een indrukwekkende Konstanze. Ze heeft wel haar eerste aria "Ach ich liebte" nodig om op dreef te geraken, vooral haar coloraturen klinken dan nog wat hard en met veel luchtpauzes. Maar "Martern aller Arten" was een sterk staaltje vocaal vuurwerk met veel expressie, enkel haar triller mocht nog wat geprononceerder zijn. Ondanks haar vocale mogelijkheden kon ze me toch nooit ontroeren... zelfs haar grote treuraria "Traurigkeit ward mir zum Lose" kwam emotieloos over.

Het "serieuze" koppel van de tweede bezetting staat een stapje lager, maar is toch nog altijd goed. Blagoj Nacoski maakt wel een veelbelovende entrée, maar zijn nasaal geluid stoort me. Voor de rest klinkt het allemaal wat minder glad, met minder legato en hier en daar zijn er ook een paar haperingen. Rachel Harnisch is wel een mooie Konstanze. Ze heeft een jeugdige stem die enkel voor de allerhoogste noten moeilijk klinkt.

Na haar desastreuze Valencienne, moet ik mijn mening over Hendrickje Van Kerckhove enigszins aanpassen. Haar Blondchen is charmant en heeft karakter. Haar stem klinkt ook veel beter in deze rol. De tweede Blonchen, Alexandra Lubchansky, heeft een iets rondere stem en haar hoogte is vrijer en zekerder. Maar in de dialogen broebelt ze iets onverstaanbaars Duitsachtigs.

Peter Marsh zingt Pedrillo in beide bezettingen. Toen hij aan "Frisch zum Kampfe" begon, dacht ik... weer een bulderende Amerikaanse tenor. Maar met "In Mohrenland gefangen war ein Mädel" bleek hij toch ook te kunnen nuanceren en wisselde hij - op humoristische manier - forte en piano af.

De twee Nederlandse bassen Jaco Huijpen en Harry Peeters zijn van vergelijkbaar niveau. Ik vond Harry Peeters een iets betere Osmin, enerzijds omdat zijn lage noten marginaal beter zijn en omdat hij een zwarter timbre heeft, wat beter bij de rol van de harembewaker past.

Publicatie: zondag 17 september 2006 om 09:35
Rubriek: Opera