Die Zauberflöte in De Munt
De nieuwe productie van Die Zauberflöte in De Munt heeft vooraf meer PR gekregen dan normaal... waardoor de productie het aura van een evenement kreeg. De aanleiding was uiteraard René Jacobs, die - na de Italiaanse Mozartopera's - nu voor de eerste keer een Singspiel onderhanden neemt. Daarnaast is er ook de regie van William Kentridge.
Kentridge heeft een zwart-wit-enscenering bedacht, die teruggaat naar de eerste foto's en stomme films. Er worden constant animaties geprojecteerd die de aria's moeten ondersteunen. Het zijn krijttekeningen op een zwart schoolbord die gaan van geometrische vormen (kwestie van het vrijmetselaarsaspect in de voorstelling te krijgen), via Papageno's vogels, over een dansende neushoorn tot Monty Python-achtige animaties. Deze wereld wordt bevolkt door een gezelschap dat op weg lijkt te zijn naar een negentiende eeuwse picknick. Er is geen onderscheid tussen de wereld van Sarastro en die van de Königin der Nacht. Tamino komt daar binnengevallen als een koloniale ontdekkingsreiziger, inclusief tropenhelm en musket. Papageno loopt ook rond met een hoge hoed, wandelstok en pitteleer, wat naar mijn gevoel vloekt met zijn karakter van "Naturmensch". Maar het is alles bij elkaar een onderhoudende voorstelling met soms leuke video's als beeldvulling, die nooit echt storen.
Wat René Jacobs betreft, had ik een extremere benadering verwacht. Hij kan het uiteraard niet laten om aan Mozarts partituur te prutsen. Hij voegt bijvoorbeeld een pianoforte toe aan het orkest, omdat hij veronderstelt dat Mozart indertijd ook wel piano gespeeld zal hebben, maar dat hij vergeten is om dat in de partituur te schrijven. Tijdens sommige aria's horen we dan ook een paar piano-akkoorden tussendoor. En ook tijdens de dialogen wordt er soms op de pianoforte gespeeld. De ene keer creëert hij daardoor een aha-moment - bijvoorbeeld het citeren van de Bildniss-aria als Papageno het portret vergelijkt met Pamina. Op andere momenten resulteert dat in moeilijker verstaanbare dialogen. De aria's worden ook meer dan gewoonlijk bijkomend versierd, vooral "Wie stark ist nicht dein Zauberton", maar ook "In diesen heil'gen Hallen". Het meest controversieel zijn zijn tempokeuzes. Over het algemeen viel het redelijk mee, zelfs de snellere uitvoering van "Ach, ich fühl's" werkt wel. Het enige wat niet werkt, zijn de veel te snelle uitvoering van de eerste scène van Sarastro en Pamina "Herr, ich bin zwar Verbrecherin" (met een huppelend danstempo) en Sarastro's aria "O Isis und Osiris", waardoor al het plechtstatige van die muziek verdwijnt.
De opera werd uitgevoerd met een dubbele bezetting. Zoals gewoonlijk waren de goede en de minder-goede zangers verdeeld over de beide bezettingen. De "eerste" Tamino - Werner Güra - was ziek, waardoor ik twee keer Topi Lehtipuu te horen kreeg. Hij heeft een redelijk aantrekkelijke stem, die naar mijn gevoel nog niet "af" is en te hoog lijkt te zitten. Ik had nooit de indruk dat ik naar een echte Mozart-stem aan het luisteren was, daarvoor is ze net niet zoetgevooisd en elegant genoeg. Tot overmaat van ramp deed hij mij bij momenten denken aan een Bostridge in spe, maar voorlopig gaat het nog.
Helena Juntunen hebben we verleden jaar in de Vlaamse Opera gehoord als Zdenka. Haar Pamina komt echter maar heel traag op gang. Heel het eerste bedrijf krijgt ze geen lijn in haar zang, maar op het moment dat ze moet pieken met "Ach, ich fühl's" staat ze er wel. Ook de rest van het tweede bedrijf is voorbeeldig. Sophie Karthäuser is de andere Pamina en zij heeft die lange opwarmingsperiode niet nodig. Vanaf het duet met Papageno "Bei Männern, welche Liebe fühlen" zingt ze een prachtige Pamina. Ook haar aria is net iets mooier en ontroerender dan die van Juntunen. De absolute ster is echter Stéphane Degout. Er is nauwelijks iets aan te merken op de manier waarop hij Papageno zingt en speelt. Zijn tegenhanger Stephan Loges acteert ook goed, maar heeft - net zoals Juntunen - bijna een heel bedrijf nodig om op stoom te komen, waardoor "Der Vogelfänger bin ich ja" wat plat viel.
De Königin der Nacht is een bijna onbezetbare rol. Aan de ene kant heb je een dramatische sopraan (in de Mozart-betekenis) nodig, maar aan de andere kant moet ze ook de coloraturen inclusief de beruchte hoge fa's kunnen zingen. Meestal nemen ze iemand met de hoge fa's. Sumi Jo is redelijk catastrofaal in deze rol. Al die coloraturen zijn bij benadering wel juist, maar de dramatiek is volledig afwezig en haar Duits is verschrikkelijk. Daar komt nog bij dat ze ongelooflijk houterig acteert en nooit interageert met de andere zangers. In "O zitt're nicht" kijkt ze Tamino zelfs geen enkele keer aan... het lijkt wel een persiflage van Olympia. Het zou natuurlijk kunnen dat ze zo ongeïnteresseerd is omdat ze - zoals ze op klara gezegd heeft - niet akkoord is met Jacobs' muzikale benadering. Ana Camelia Stefanescu is vocaal juister (maar ook niet dramatisch genoeg) en zij acteert wel. Het lijkt wel alsof er twee verschillende regisseurs aan het werk geweest zijn. Zij speelt overtuigend de rol van de bezorgde moeder in haar eerste aria en ook de scène met Pamina voorafgaand aan "Der Hölle Rache" is perfect.
Het verschil tussen Kaiser N'Kosi en Harry Peeters is er een van stemtype. N'Kosi klinkt niet als een echte bas, ondanks een korrelig timbre... Harry Peeters daarentegen wel. Dit is het duidelijkst in "In diesen heil'gen Hallen". N'Kosi benadert alle lage noten van boven, in plaats vanuit zijn "buik". Hij neemt op het einde ook de hoge optie, Peeters neemt de lage optie.
Tenslotte kan ik niet voorbijgaan aan Yves Saelens die de prijs krijgt voor de slechts gezongen Monostatos die ik ooit gehoord heb. Hij declameert zijn aria "Alles fühlt der Liebe Freuden" in plaats van hem te zingen en voor de rest doet hij niets anders dan roepen, tieren en brullen. Eigenlijk verrast me dat. Maar het zou natuurlijk kunnen dat René Jacobs ergens een document gevonden heeft waaruit blijkt dat Mozart ook de uitvinder is van het Sprech- und Schreigesang.
Publicatie: donderdag 5 mei 2005 om 10:37
Rubriek: Opera