Das Rheingold in Dortmund
Na Die Walküre en Siegfried gaat de Konwitschny-Ring verder met... Das Rheingold.
Fasolt, Freia (foto © Thomas Jauk)
Das Rheingold wordt op dezelfde manier ingekaderd als de twee eerste opera's met de afgezaagde boomtak vooraf, en een erepodium voor de zes harpen tijdens de slotscène.
De opera begint volledig in duisternis gehuld, inclusief een donkere orkestbak, wat misschien niet het beste idee was: dirigent Cornelius Meister kan daardoor de Dortmunder Philharmoniker niet goed aansturen. Terwijl het mi-bemol-akkoord opstijgt uit de orkestbak horen we verder een rommelige ontwikkeling tot het licht in de orkestbak eindelijk aangaat.
Op de rand van het podium zit Alberich - wildbebaard, in berenvellen, de blote benen bungelend in de bak - te vissen met een rudimentaire hengel. We zijn letterlijk aan het begin van het mensdom, ergens in het stenen tijdperk. Decor en kostuums zijn deze keer trouwens van Jens Kilian. Een speelse scène met de Rijndochters voor en achter het gordijn eindigt met Alberich die de liefde afzweert en met het rijngoud - een groot gouden doek op de bodem van de Rijn - verdwijnt in de toneeltoren... een heel mooi beeld.
De goden zijn ook gekleed in berenvellen, ze wonen in hutjes, en Wotans speer is een knook van een mammoet. Door Das Rheingold na Die Walküre te plaatsen, krijgen we toch een beter inzicht in Wotans psyche. Als hij zelfs zonder verpinken zijn lievelingsdochter wilde opofferen om aan de macht te blijven - tot Brünnhilde zich daartegen verzet - hoeft het al helemaal niet te verbazen dat hij altijd van plan was om schoonzus Freia als loon aan de reuzen te geven voor de bouw van Walhalla, tot Fricka in opstand komt. De reuzen verschijnen, aanvankelijk enkel gigantisch grote onderbenen, met Fasolt die een boeketje bloemen voor Freia bijheeft.
Alberich, Mime (foto © Thomas Jauk)
Dankzij de macht van de Ring, heeft de beschaving in Nibelheim zich met rasse schreden ontwikkeld. Tegen de achtergrond van een metropool met hoogbouw, instrueert Alberich (nu in maatpak en met een gouden stropdas) de Nibelungen om kernraketten te maken... ongetwijfeld veel nuttiger in een moderne samenleving dan een kluis vol goud. De Tarnhelm is een tablet waarmee Alberich alles bestuurt, inclusief de transformatie in draak en pad die gebeurt aan de hand van zijn eigen schaduw.
Tien paletten met telkens vier raketten moeten volstaan als loon voor de reuzen. In hun huidige staat van prehistorische ontwikkeling, is het dan ook heel logisch dat Loge Fasolt influistert dat de Ring veel interessanter is dan al die raketten. Erda verschijnt omringd door al haar kinderen, van één vervangt ze nog een pamper terwijl ze "Weiche, Wotan" zingt. De walkuren in spe spelen nog onschuldige spelletjes, de drie kind-Nornen verbinden iedereen al met een draad. Wotan geeft de ring op, en Fafner doodt Fasolt op het kampvuur, terwijl de verliefde Freia toekijkt.
Voor de slotscène wordt weer een tijdsprong gemaakt. Zonder de ring zijn de goden hun macht kwijt en zijn ze overbodig geworden. Het zijn gewone mensen, in moderne kleren, die aan het einde van hun leven zijn en in een rolstoel hun dood afwachten (in het geval van Freia is het zelfs al zover), terwijl ze verzorgd worden door de Rijndochters... tot die er ook de brui aan geven om nog langer verpleegstertje te spelen voor die onhandelbare ex-goden. Het licht in de zaal gaat aan, de Rijndochters steken een spandoek met regenboog in de lucht met de tekst die ze even later zullen zingen: "Falsch und feig ist, was dort oben sich freut!". Papieren spandoeken dwarrelen als confetti neer op het publiek, waardoor Das Rheingold toch nog met een regenboogbrug naar Walhalla eindigt.
(foto © Thomas Jauk)
Aangezien het de bedoeling was om elke Ring-opera op zich te laten staan, is er ook geen grote nood om continuïteit in de zangers te voorzien. Enkel Melissa Zgouridi is weer een even indrukwekkende Erda als in Siegfried. Matthias Wohlbrecht was eerder de Siegfried-Mime en zingt nu een even geëngageerde en goed geacteerde Loge. Fritz Steinbacher is nu daarentegen een vrij zwakke Mime. Joachim Goltz is een uitstekende Alberich die zijn vervloeking met overtuigende draagkracht de zaal inslingert.
Michael Kupfer-Radecky ligt als Wotan aanvankelijk te slapen in een van de berenvellenhutjes, waardoor zijn inzetten totaal fout zijn en bepaalde versen zelfs overgeslagen worden tot hij terug zicht heeft op de dirigent en daarna een degelijke oppergod zingt, maar verder niet veel indruk maakt. Ook Ruth Katharina Peeck is goed, maar kan toch niet tippen aan de Walküre-Fricka. Irina Simmes was wel een leuke Freia en Denis Velev is een indrukwekkende Fasolt, al zou zijn zwarte bas beter bij Fafner passen.
Het meest ingrijpende in deze Konwitschny-Ring is ongetwijfeld de volgorde van de vier opera's. Maar mijns inziens blijkt het wel zinnig en zelfs logisch te zijn om Das Rheingold na Siegfried te plaatsen. Er is nu geen enkele reden meer om de goden te laten overleven. Enkel de Rijndochters en Alberich (en Erda) zijn er nog... en die hebben nog een rol te vervullen in Götterdämmerung.
Publicatie: zondag 8 juni 2025 om 10:59
Rubriek: Opera