Il Grand' Inquisitor

Pelléas et Mélisande in Boedapest

Voor Pelléas et Mélisande week de opera van Boedapest uit naar een van de buitenwijken voor een opvoering in de "Eiffel Art Studios", een gerenoveerde industriebouw waar ooit aan treinen gesleuteld werd en die nu o.a. onderdak biedt aan de ateliers van het operahuis en ook over een concertzaal beschikt.


Golaud, Mélisande (foto © Berecz Valter)

Die zaal is vrij beperkt in grootte en de orkestbak heeft niet de afmetingen voor een volledig opera-orkest. Deze Pelléas werd dan ook opgevoerd in de nieuwe bewerking van Frédéric Chaslin. Die bewerking heeft enerzijds te maken met de orkestratie, die beperkt werd tot vijftien instrumenten: vijf strijkers, vier hout- en twee koperblazers, een harp, piano, pauken en percussie.

Anderzijds werd ook de schaar in het libretto gezet en werden alle "overbodige" scènes geliquideerd. Ik was enigszins verbaasd dat de scène van Yniold en de herder het overleefd heeft. Maar de tweede scène werd volledig gecoupeerd - dus geen briefscène voor Geneviève - evenals de grotscène van Mélisande en Pelléas, of het beangstigende bezoek aan de kelder van Golaud en Pelléas. Persoonlijk denk ik dat elk van die scènes cruciaal zijn, en het dus een vergissing is om die weg te snijden.

We kennen Kirsten Dehlholm als de regisseur van de extra muros Muntproducties van Troika en Butterfly. Haar Pelléas-productie is ook visueel aantrekkelijk, en met beperkte scenische middelen zeer efficiënt. Twee concentrische vloercirkels zijn het enige decor. De binnenste cirkel ligt tijdens de eerste drie bedrijven bezaaid met glazen bollen, hij spiegelt ook waardoor een waterplas gesuggereerd wordt. De buitencirkel draait rond, wat soms mooie effecten oplevert van aantrekken en afstoten, bijvoorbeeld in de scène van Mélisande met de gewonde Golaud.

Een mooi idee was om voor de torenscène een "toren" van blond haar te voorzien waarin Pelléas verstrikt geraakt, minder geslaagd was om Mélisande vanuit de coulissen en via de luidsprekers te laten zingen wat de balans met Pelléas hypothekeert. Op de achterwand worden videobeelden geprojecteerd met een woord en een aantal associaties die dat woord oproepen. In de eerste scène zien we een bos, het woord "fôret" en de verbanden met l'inconnu, l'inconscient, le mysterieux. Of in de torenscène zien we een toren met "Tour" en monument, phallos, prison.

In de bezetting herkennen we één bekende naam. Sommigen herinneren zich misschien Szabolcs Brickner als de winnaar van de Elisabethwedstrijd in 2008. Een tenor-Pelléas heeft sowieso mijn voorkeur, maar Brickners tenor klinkt soms geforceerd, en zijn Frans is niet altijd verstaanbaar. Polina Pasztircsák is daarentegen wel een mooie Mélisande, ze heeft een zilveren sopraan met een gouden randje en zingt uitstekend Frans. István Kovács zong Golaud met een bas-bariton die wel erg naar een bas ronkt, waardoor hij des te meer als de kleinzoon van Arkel klinkt.

Publicatie: maandag 17 juni 2024 om 08:31
Rubriek: Opera