Das Rheingold in Gelsenkirchen
Nee, er komt geen Gelsenkircher Ring. Deze nieuwe productie van Das Rheingold staat op zich als - zoals het MiR het zelf omschrijft - een "Konversationsstück".
Fricka, Wotan (foto © Karl und Monika Forster)
Het was een interessant idee van regisseur Michael Schulz om de opera te verbinden met de Rheingold, één van de luxetreinen die in de vorige eeuw Europa doorkruiste... in dit geval van Amsterdam via de Rijnvallei naar de Zwitserse alpen (er was trouwens ook ooit een "Parsifal" die Parijs met Hamburg verbond). Voor de eerste twee scènes zitten we dan ook in die trein die door Heike Scheele minutieus nagebouwd werd.
De eerste scène speelt zich af in de bar. Loge zit in een hoekje (wat meteen verklaart waarom hij zo goed op de hoogte is van Alberichs goud), de Rijndochters zijn serveuses die in glitterjurken een klomp goud bewaren, Alberich is een wat sjofele reiziger. Videobeelden achter de vensters suggereren dat de trein door de Rijn rijdt. Voor het tweede bedrijf schuift heel de trein door en komen we in de coupé van de goden, net op het moment dat de trein aankomt in station "Walhall". Donner en Froh zitten wat te suffen, Freia deelt appels uit, Fricka ligt te slapen, Wotan sluipt de coupé op kousevoeten binnen... wie weet welke avontuurtjes hij elders in de Rheingold meegemaakt heeft? De aankomst van de reuzen zien we via uitvergrote videobeelden alsof ze boven de trein uitsteken. Ik kan begrijpen dat Schulz wil duidelijk maken dat het reuzen zijn, maar als ze nadien gewoon de trein binnenkomen - weliswaar met opgeblazen borstkast of gespierde bovenarmen - wordt het nut van die beelden wat minder.
Voor de Nibelheim-scène verdwijnt de trein en zijn we in de mijngangen waarvan er zoveel te vinden zijn onder Gelsenkirchen en omstreken. Wotan en Loge arriveren in een steenkoolkarretje. Alberich draagt ondertussen een pak en met één beweging van zijn arm kan hij de Nibelungenfiguranten krijsend laten wegstuiven. Mime is eerder de lokale kuisman dan een meestersmid. De transformatiescènes zijn altijd wat knullig, maar de Riesenwurm is nog het best gedaan met grote ventilatiebuizen die de scène opkronkelen. Nadat Wotan op bloederige wijze met zijn speer Alberichs vinger afsteekt om de ring te veroveren, had ik halvelings verwacht dat heel de scène terug zou schuiven om de opera te laten eindigen in station Walhall waar we iedereen achtergelaten hadden.
Er wordt echter voor een gemakkelijkheidsoplossing gekozen. Een wit doek verbergt de mijngangen, waardoor het decor sfeerloos wordt. Uit een houten kist wordt allerlei goud - inclusief drie gouden soldaten - gehaald om een transparante kist te vullen en Freia te verbergen. Als de schuld aan Fafner en Fasolt ingelost is, komt een groepje kinderen een geschilderde regenboog op dat witte doek kleven en Wotan knipt een lintje door als inhuldiging van Walhalla. Tussendoor transformeert Fricka tot Erda door haar jas uit te doen, Wotans ooglapje op te zetten en zijn speer af te nemen.
Alberich, Mime (foto © Karl und Monika Forster)
Die transformatie zal wel om praktische redenen bedacht zijn om niet voor vijf minuten een extra zangeres op te voeren. Maar anderzijds, hoe meer je Almuth Herbst hoort, hoe beter. Eerder dit seizoen had ze als Königskinder-heks al haar Fricka-kwaliteiten laten horen. Ze zingt Fricka met heldere en dominante stem. Als ze voor Erda in haar diepste register duikt, dan blijft haar stem even mooi en vol klinken. Het is spijtig dat ze niet de rest van de Ring doen, want ik zou benieuwd zijn naar haar Walküre-Fricka.
Bastiaan Everink zingt een degelijke Wotan met een mooi getimbreerde basbariton. Ik vermoed hij nog wat moet groeien in de rol, want hij haalde nog niet de interpretatieve diepgang waarmee hij eerder bijvoorbeeld als Lord Ruthven schitterde. Urban Malmberg was een vocaal vrij zwakke Alberich, die te vaak overstemd werd door het orkest van Giuliano Betta. Maar hij doet ook weinig met zijn grote dramatische momenten, zodat zijn vervloeking van de ring niet echt beangstigend overkomt, laat staan dat het tot de verdoemenis van heel het universum zou kunnen leiden. Het was een aangename verrassing om Lothar Odinius als Loge te horen. Vorig jaar was hij nog een overtuigende Tito in Antwerpen. Met zijn klassieke Mozartiaanse tenor zet hij een verleidelijke Loge neer.
Publicatie: vrijdag 31 mei 2019 om 17:56
Rubriek: Opera