Il Grand' Inquisitor

Katarina Karnéus en Stephan Loges in Oxford

In de reeks liedrecitals rond bepaalde dichters, mag Goethe uiteraard niet ontbreken. Er zijn honderden, zoniet duizenden, liederen geschreven op zijn teksten. Een aantal daarvan, van uiteenlopende componisten, werden opgevoerd door mezzo Katarina Karnéus en bariton Stephan Loges. De stichter en artistiek leider van The Oxford Lieder Festival, Sholto Kynoch, was de pianist van dienst.

De vraag stelt zich hoe je enige structuur brengt in deze overvloed aan Goethe-liederen. Ze hadden het briljante idee om de liederen te groeperen naar het Goethe-werk waaraan ze ontleend waren.

Uit het libretto voor het Singspiel Erwin und Elmire komen Das Veilchen en Zur Rosenzeit. De bekendste versies zijn die van Mozart en Grieg, allebei mooi gezongen door Karnéus. Maar er bestaan ook versies van respectievelijk Clara Schumann en Fanny Mendelssohn-Hensel. Loges liet een mooie resonante diepte horen, maar zijn hoogte wordt heel snel schreeuwerig. De onverwachte componist in dit groepje is Hertogin Anna Amalia, de mecenas (en mogelijk minnares) van Goethe, die heel het Singspiel op muziek gezet heeft, waaronder een vrij klassieke versie van Das Veilchen.

De gedichten uit Wilhelm Meister - de Mignon- en Harfner-liederen - zijn mogelijk het vaakst van allemaal op muziek gezet. De eerste edities van Goethes boeken waren zelfs voorzien van uitklapbare partituren met de muziek van Reichardt, later vervangen door composities van Zelter. Het was trouwens opmerkelijk dat zowel Reichardt als Zelter de grote afwezigen waren in het programma. De bekendste versies die opgevoerd werden, waren Schumanns Singet nicht in Trauertönen, waarbij Karnéus perfect het vrolijke karakter van Philine weergaf, en Tchaikovsky's Nur wer die Sehnsucht kennt, verrassend uitgevoerd in het Duits in plaats van het gebruikelijke Russisch. De meest opvallende versie was Wer nie sein Brot mit Tränen aß van Liszt. Als je het muzikale geweld van Liszt combineert met de grote bariton van Loges, dan lijkt het wel alsof je naar een monoloog van Wotan luistert, in plaats van een lied van de gebroken harpspeler.

Met Es war einmal ein König zijn we aanbeland bij Faust. Loges zong zowel de bekende versie van Beethoven als de veel drogere versie van Busoni. Loewes Zum sehen geboren kende ik niet, en ook Loges worstelde moeizaam met de muziek. Schuberts Der König in Thule kreeg een intieme vertolking van Karnéus. De Liszt-versie is ook in dit geval eerder een virtuoos stukje pianomuziek - indrukwekkend gespeeld door Kynoch - dan een dromerige ballade van Gretchen. En daarmee zijn we bij het bekendste Faust-lied: Karnéus zong Schuberts Gretchen am Spinrade, maar ze bouwde de dramatiek te snel op, waardoor ze zichzelf vastzong voor het eigenlijke hoogtepunt.

Voor de West-östlicher Divan hadden ze het zich gemakkelijk kunnen maken en gewoon de helft van Wolfs Goethe-Liederbuch kunnen kiezen. Ze selecteerden echter allemaal andere componisten. Ook hier liederen die ik nog nooit gehoord had, zoals Nachklang van Hanns Eisler of Schlechter Trost van Busoni. Bekender waren de Schubertliederen. De Ostwind-Suleika (strikt genomen niet van Goethe, maar van Marianne von Willemer) kreeg een etherische uitvoering van Karnéus, maar Geheimes zong ze te serieus zonder de knipogen die in de tekst zitten. Ze besloten het recital met het duet Phänomen van Brahms en als bisnummer Schumanns Ich denke dein.

Naast de vaste matinee- en avondrecitals, voorziet The Oxford Lieder Festival nog allerlei randactiviteiten. In het zog van de pop-uprage hebben ze ook het pop-uprecital bedacht. Dat zijn korte recitals van één werk dat 15 à 30 minuten duurt. Een korte liedcyclus is ideaal voor dit formaat.

Gisteren werd tijdens het eerste pop-uprecital de Herbstlieder van Stephen Hough opgevoerd. Deze cyclus van vijf liederen op gedichten van Rainer Maria Rilke werd vijf jaar geleden gecreërd tijdens het Festival. De uitvoerders van toen zijn even terug: de bariton Jacques Imbrailo en pianist Alisdair Hogarth. Ik heb Imbrailo tot nu toe enkel in opera gehoord als Billy Budd en Pelléas. Zijn stem lijkt iets meer gewicht gekregen te hebben en is ook een vrij expressieve liederzanger, al was er nog wat heesheid hoorbaar tijdens het eerste lied Herbsttag.

De dag werd op een unieke manier afgesloten. Na het recital van Karnéus en Loges werd de Holywell Music Room ingeruild voor het "Vaults Café" waar The Erlkings ons opwachtten. Het is een Weens kwartet muzikanten die zich een op Schubert gebaseerde folk/rock-band noemen. De lead-zanger vertaalt Schubertliederen in het Engels en voorziet ze van een eigenzinnige orkestratie op basis van gitaar, cello, tuba of trompet en slagwerk.

Ze zijn bij momenten hilarisch, maar soms ook ontroerend of verrassend... Een aantal liederen uit Die schöne Müllerin vallen in de eerste categorie. De combinatie van Erster Verlust en Der Jüngling am Bache blijft even aangrijpend als in een klassieke uitvoering. En wie had kunnen denken dat een lied als Totengräbers Heimweh een rockversie zou overleven ? Youtube kan slechts een flauw afkooksel zijn van de live-ervaring, maar je vindt daar wel hun versie van Auf dem Wasser zu singen... en natuurlijk Elkönig.

Publicatie: maandag 19 oktober 2015 om 10:25
Rubriek: Liedrecital