Il Grand' Inquisitor

Das Rheingold in Erl

Om de zes jaar worden in het Oostenrijkse dorpje Erl Passiespelen georganiseerd. De andere jaren wordt, sinds 1997, het Passionsspielhaus ingenomen door de Tiroler Festspiele Erl van dirigent Gustav Kuhn, die er elke zomer een Wagnerfestival op poten zet.


foto's © Tiroler Festspiele Erl / APA-Fotoservice / Xiomara Bender

Dit jaar staan twee cycli van Der Ring des Nibelungen op het programma. Ooit heeft Kuhn het hier eens gepresteerd om de volledige Ring op 24 uur uit te voeren, maar nu doet hij iets normaler. De vier opera's worden op vier dagen opgevoerd, "wie der Meister sich das eigentlich einmal gewünscht hat"...

Het Passionsspielhaus is niet ontworpen om er volwaardige scenische opera's te spelen. Het beschikt wel over een groot podium, maar geen orkestbak. Het orkest zit bijgevolg achteraan op het podium achter een doorzichtig gaas, vergelijkbaar met de Luikse Ring.

De zaal zelf is één grote, trapeziumvormige parterre, waardoor de zichtlijnen overal even goed zijn. Het publiek zit op houten klapstoelen, ontworpen met weinig aandacht voor ergnomie. Er is geen verluchting, waardoor de temperatuur zeer snel oploopt en je na tweeëneenhalf uur opera snakt naar zuurstof.

Op het vlak van totaal gebrek aan comfort moet deze zaal amper onderdoen voor de Wagnertempel op de groene heuvel. En dan te bedenken dat ze een paar jaar geleden een "echt" Festspielhaus gebouwd hebben vlak naast het Passionsspielhaus, dat vooral in de winter bespeeld wordt en dat vermoedelijk wél over alle moderne uitrustingen beschikt.

Wegen het gebrek aan podiumtechniek, kan de productie van Das Rheingold nog het best als semi-scenisch omschreven worden, waarbij vrij trouw het libretto gevolgd wordt. Wotan heeft wel geen speer en draagt een modern kostuum, maar dat doet geen afbreuk aan een goed begrip van de handeling.

Decors worden beperkt tot rudimentaire constructies, zoals drie laddertorens voor de Rijndochters of stalen balken voor Nibelheim. We vinden Wotan en Fricka terug in een huiselijke omgeving, liggend op strandzetels terwijl ze van hun martini nippen. In de fruitschaal liggen Freia's appeltjes. Froh en Donner zijn van het sportieve type: de ene loopt rond met een golfstok, de andere met een hamerslingerkogel.

De twee reuzen krijgen iets grotere afmetingen door ze in een sportpak te steken. Voor Fasolt dat van een American Football-speler, Fafner speelt ijshockey. Een leuk detail is dat ze blijkbaar gesponsord worden door Strabag, een van de grootste Europese bouwfirma's.

Het Passionsspielhaus heeft een redelijke akoestiek. De opstelling met het orkest achteraan en de zangers vooraan op het podium creëert een goede balans. Maar door de nabijheid van de zangers is het klankbeeld ook sterk afhankelijk van de projectierichting waarin ze op dat moment net staan te zingen. Het was trouwens een interessant idee om de aambeelden voor de Nibelheimscène in de zaal op te stellen langsheen de twee zijwanden.

De bezetting bestond uit een aantal minder bekende namen van wisselvallige kwaliteit. Gelukkig waren er (Engelstalige) boventitels want de verstaanbaarheid van de meeste zangers was belabberd, op een paar uitzonderigen na.

De beste vertolkingen kwamen van Wotan, Fricka en Loge. Michael Kupfer heeft de ideale basbariton voor Wotan en zingt de oppergod met autoriteit en uitstraling. Hermine Haselböck heb ik eerder dit jaar gehoord in een weinig idiomatisch liedrecital in het Musée d'Orsay, maar ze is wel een fantastische Fricka met een overwegend heldere mezzo en priemende projectie. Johannes Chum zong Loge met een volle lyrische tenor, in tegenstelling tot de karakterstemmen die vaak voor deze rol geëngageerd worden.

Thomas Gazheli was een teleurstellende Alberich met veel woedend gebrul en met weinig nuance. Franz Hawlata was een aanvaardbare Fasolt, maar Andrea Silvestrelli grauwelde wat teveel als Fafner. Joo-Anne Bitter was een mooie Freia en Frederik Baldus viel op als Donner met zijn homogene bariton.

Publicatie: vrijdag 24 juli 2015 om 08:57
Rubriek: Opera