Maria Stuarda in Kinepolis
Het is best wel verwonderlijk dat het tot de 21ste eeuw geduurd heeft vooraleer de Met Donizetti's Maria Stuarda voor de eerste keer opvoert, zeker als je weet dat er tijden waren dat zangeressen als Joan Sutherland of Beverly Sills regelmatig door New York wandelden. Maar nu is er dus een nieuwe productie, de tweede van de Tudor-trilogie, in een regie van David McVicar met veel aandacht voor de personenregie die in de cinema goed tot zijn recht komt.
De bezetting is enigszins verbazend. Meestal gaat een sopraan-Maria de strijd aan met een mezzo-Elisabetta. In New York deden ze het omgekeerd, wat ik geen onverdeeld succes vond.
Joyce DiDonato is natuurlijk een fantastische zangeres en ze is met voorsprong de meest boeiende zanger op het podium. Ze is de enige die trillers zingt, haar legato is adembenemend, haar dynamische details zijn fenomenaal en ze weet perfect hoe ze het meeste uit de tekst moet halen. Vooral haar slotscène, beginnend met het aangrijpend gebed "Deh, tu di un umile preghiera", is een sterk staaltje van concentratie en stembeheersing. Maar ze moet ook regelmatig noten in de buurt van een hoge do produceren, die spijtig genoeg iets te vaak kleurloos snerpen.
Elza van den Heever moet op theatraal vlak nauwelijks onderdoen voor Joyce DiDonato. Maar ze heeft een weinig fonogenieke stem die live vermoedelijk beter is dan wat er overblijft na de tussenkomst van elektronica. Maar ook interpretatief bleef ik iets te vaak op mijn honger zitten. Matthew Polenzani is zowat de lyrische huistenor van de Met. Hij zong een betrouwbare en degelijke Leicester zonder voor veel vocale opwinding te zorgen.
Publicatie: zondag 20 januari 2013 om 10:07
Rubriek: Opera