Il Grand' Inquisitor

La muette de Portici in Parijs

De stomme van Portici zit, dankzij de geschiedenislessen, verankerd in ons collectief geheugen. Maar alhoewel iedereen de titel kent, is de opera zelf bij de meesten onbekend, of het moest zijn via de EMI-opname met Alfredo Kraus. En als ik carmen mag geloven dan heeft ook de Munt de opera niet meer opgevoerd sinds 1830, afgezien van een reeks voorstellingen in 1944 ter gelegenheid van de bevrijding na de tweede wereldoorlog.

Maar gelukkig is er nog de Parijse Opéra Comique die, in haar ijver om zelden opgevoerde Franse opera's een kans te geven, La muette de Portici op haar programma gezet heeft. Door een ironische speling van het lot hebben ze het Koor en Orkest van de Munt uitgenodigd voor de uitvoering, met Patrick Davin als dirigent.

Het is eigenlijk onbegrijpelijk dat La muette de Portici nooit opgevoerd wordt, ondanks de dramatische mogelijkheden waar zelfs moderne regisseurs weg mee kunnen. Het is ook historisch een belangrijke opera. Hij wordt beschouwd als de eerste "grand opéra", een opera in vijf bedrijven op een historisch thema met belangrijke koorscènes, ballet en spektakel. Dat spektakel is in dit geval de uitbarsting van de Vesuvius in de slotscène terwijl Fenella, de stomme van Portici, Tosca-gewijs zelfmoord pleegt.

Het feit dat Fenella - die niet kan spreken, laat staan zingen - de hoofdrolspeelster is, is ook speciaal. Ze werd verleid door ene Alphonse, die in het eerste bedrijf trouwt met Elvire. Fenella houdt nog altijd van hem en wil hem dan ook alles vergeven. Maar ze is ook de zus van Masaniello, een visser die in opstand wil komen tegen de Spaanse bezetting van het koninkrijk Napels. En laat Alphonse nu net de heersende Spaanse Vice-Roi zijn, wat dan leidt tot grootse conflicten tussen het politieke en het persoonlijke drama.

Masaniello is de zingende hoofdrolspeler en werd vertolkt door Michael Spyres, die we ondertussen al kennen van zijn Candide in Antwerpen of Tamino in Luik. Hij begint indrukwekkend met zijn barcarolle "Amis, la matinée est belle", een melodie die een dag later nog altijd door mijn hoofd speelt. Hij zingt met baritonale kleuren afgewisseld met lichtere hoge noten. Tijdens het duet met zijn kompaan Pietro "Mieux vaut mourir que rester misérable" - vergelijkbaar met het duet van Don Carlos en Posa - heeft hij echter een dipje. Het is trouwens in dit duet dat de "Amour sacré de la patrie" voorkomt, wat de Belgische revolutie in gang zou gezet hebben. Maar zijn krachttoer is het volledige vierde bedrijf. Die begint met een lange aria en cavatina, die meer nuance dan revolutionaire kracht vraagt. Spyres slaagt erin om constant mezza voce te zingen, alhoewel het duidelijk het uiterste van zijn krachten vraagt.

Maxim Mironov kennen we van zijn mindere prestaties als Don Fernando of Belmonte in de Vlaamse Opera. Als Alphonse doet hij het echter relatief goed. Zijn openingsaria zwalpt nog wat doelloos heen en weer zonder dat hij de juiste lijn vindt. Maar in de loop van de avond, wordt zijn voordracht als maar mooier en eleganter. Église Gutiérrez, onlangs nog Cendrillon-Fée in de Munt, werd aangekondigd als "souffrante". Haar Elvire was dan ook niet van het niveau dat ik verwachtte. Het is ongemakkelijk luisteren hopende dat alles goed gaat. Er zijn effectief geen grote ongelukken gebeurd, maar het zilver was verdwenen uit haar stem en haar hoogte klonk vermoeid en breekbaar.

De rol van Fenella was oorspronkelijk bedacht voor een danseres. In deze productie was het de actrice Elena Borgogni die de rol speelde. De regisseur, Emma Dante, wilde geen danseres omdat dit dan té gechoreografeerd zou overkomen, alhoewel het eindresultaat uiteraard wel een choreografie is.

Borgogni smijt zich letterlijk met hart en ziel in de rol en zet een expressionistische Fenella neer. Daarbij combineert ze tederheid en woede. Met opengesperde mond probeert ze haar wanhoop en onmacht uit te schreeuwen, vaak op het overdrevene af. De sjaal die ze van Alphonse gekregen heeft, wordt een attribuut dat geïntegreerd wordt in haar vertolking en die op een bepaald moment zelfs zo'n dimensies aanneemt dat ze verstrikt geraakt in haar hopeloze liefde.

Emma Dante heeft de opera ontdaan van Napolitaanse couleur locale. Het decor bestaat uit acht rollende deuren, die in allerlei configuraties opgesteld kunnen worden, en een paar afhangende gordijnen. Van de edellieden maakt ze letterlijk poppen, met verlichting onder de rokken van de vrouwen als waren het lampenkappen.

Voor het slot voorziet Dante uiteraard geen uitbarstende vulkaan. Ze laat Fenella de martelaarsdood sterven en ze wordt een heilige - met opengesperde mond - hoog in een nis geplaatst. Iedereen valt op zijn knieën neer in aanbidding. Misschien was een Tosca-sprong toch geloofwaardiger geweest...

Ondertussen circuleren de berichten dat deze productie ook naar de Munt zou komen, vermoedelijk in 2015... maar spijtig genoeg in het Koninklijk Circus.

Publicatie: dinsdag 10 april 2012 om 09:04
Rubriek: Opera