Il Grand' Inquisitor

Palestrina in München

Het tart alle wetten van de statistiek: twee verschillende producties van Pfitzners Palestrina op minder dan een jaar tijd meemaken, vorig jaar de enscenering in Frankfurt en gisteren één in München.

De regisseur Christian Stückl trekt heel duidelijk de religieuze kaart en volgt strikt het libretto, zij het in een zwart-wit-decor en overwegend zwart-witte kostuums en maquillage. De enige kleur zijn de fluo-groene engelen die in het eerste komen neerdalen of de bisschoppen in roze kazuifels. Als Palestrina's mis in het laatste bedrijf succes heeft, is er een uitbarsting van die fluokleuren waar je hoofdpijn van krijgt.

Hij slaagt er niet echt in om het lange eerste bedrijf heel de tijd boeiend te houden. Er is wel een komisch moment als Palestrina's overleden vrouw aan hem verschijnt als een "bobblehead". De momenten die wel geslaagd zijn, zijn dan hoofdzakelijk dankzij de zangers. De eerste scène met Ighino en Silla is er zo één, dankzij Lydia Teuscher als de liefhebbende zoon van Palestrina en een fantastische Anaïk Morel als de rebelse Silla. Net zoals in Frankfurt was het zwakke moment weer de eindeloze monoloog van Carlo Borromeo. Thomas J. Mayer brult wel niet zoals Struckmann, maar beschikt nog niet echt over de interpretatieve kwaliteiten om te blijven boeien.

Het tweede bedrijf is een heel stuk beter gelukt. Stückl is op zijn best in de manier waarop hij alle kleine kantjes van de kardinalen en bisschoppen met allerlei details vorm geeft. Vooral de rol van Bernardo Novagerio wordt door John Daszak schitterend uitgebeeld als een licht perverse en verwijfde kardinaal. Ook vocaal is hij een van de sterke elementen in de bezetting. Michael Volle is ook weer van de partij, als een autoritaire Giovanni Morone. Charles Workman zong de titelpartij in zijn bekende verzorgde stijl. Ik vond hem wel iets minder pakkend dan Kurt Streit in Frankfurt.

Publicatie: maandag 19 april 2010 om 19:34
Rubriek: Opera