Il Grand' Inquisitor

Palestrina in Frankfurt

Als afronding van mijn weekendje Frankfurt, maakte ik een voorstelling mee van Pfitzners "Musikalische Legende" Palestrina. Ik was wel op de hoogte van het bestaan van dit werk omdat ik ooit opnames gezien heb met Fritz Wunderlich of Peter Schreier in de titelrol, maar had het nog nooit gehoord. Pfitzner heeft ook het libretto geschreven en noemde het dan ook zijn "Hauptwerk". De opera werd in 1917 in München gecreëerd.

De opera speelt tegen de achtergrond van het Concilie van Trente in 1563. Paus Pius IV wil al die moderne polyfone muziek bannen uit de kerken omdat daardoor de liturgische teksten niet meer verstaanbaar zijn en enkel nog Gregoriaanse muziek toelaten. Tegenstanders van dit idee, verpersoonlijkt door kardinaal Carlo Borromeo, vragen Palestrina om een mis te componeren om aan te tonen dat polyfonie wel degelijk een plaats kan hebben in de liturgie. Palestrina wil daar niet op ingaan, maar na de verschijning van de Oude Meesters schrijft hij op één nacht zijn mis.

Aan de ene kant is er de tegenstelling tussen de kunst die door de (religieuze) politiek beknot wordt, maar tegelijkertijd moet de kunstenaar ook in het gareel van de politiek lopen. Dit idee is het uitgangspunt van de regisseur Harry Kupfer.

De productie maakt optimaal gebruik van het draaiplateau, waarover de opera van Frankfurt beschikt. Hans Schavernoch heeft een eenheidsdecor gebouwd dat hoofdzakelijk bestaat uit een halfrond waar het Concilie plaatsvindt, maar waarvan de zij- en achterkant ook plaats bieden aan andere ruimtes voor de andere scènes van de opera. Op de zijmuren worden video's geprojecteerd die door middel van twee spiegels onder een hoek van 45° zichtbaar zijn in de zaal.

Tijdens de ouverture zien we aan de ene kant het beeld van Palestrina geprojecteerd, en daartegenover het beeld van Pius IV. Die twee beelden worden langzaam vervangen door foto's van respectievelijk Shostakovitch en Stalin. Daarmee weten we meteen welke richting Harry Kupfer uitwil. Het is een redelijk logisch verband... maar hij had even goed Pfitzner zelf tegenover Hitler kunnen plaatsen. Alle karakters dragen hetzelfde uniform. De geestelijken worden onderscheiden door middel van een stool, rood voor de kardinalen en blauw voor de bisschoppen.

De sterkste en meest indringende scène is die waarbij Palestrina visioenen heeft van de Oude Meesters. Hij wordt daarbij ook fysisch gemarteld met prikkeldraadkabels aan zijn handen en voeten en krijgt een kroon van prikkeldraad op het hoofd. Nadat hij met prikkeldraad aan zijn piano geketend wordt, vindt hij inspiratie en begint als een bezetene te componeren.

Ook muzikaal vond ik dit een van de beste scènes. Pfitzner heeft een lang werk geschreven (meer dan drieëneenhalf uur muziek), dat echter niet altijd even boeiend is. Zo lijkt de preek van Carlo Borromeo in het eerste bedrijf, als hij Palestrina komt vragen om een mis te schrijven, wel eindeloos. Dat kan echter ook te maken hebben met de brullende Falk Struckmann. In het tweede bedrijf - het Concilie - wordt ook een gigantische hoeveelheid tekst over het publiek uitgestort, waarvan de zin me niet altijd even duidelijk was. Dit bedrijf vraagt duidelijk meer voorbereiding om het te kunnen appreciëren.

Dat tweede bedrijf bevat echter ook een aantal lichtere momenten. Zo zorgt de karakterisatie van Abdisu, de Patriarch van Assyrië, door de altijd even geniale Peter Bronder voor een komische noot. Ook het religieuze gekonkelfoes achter de schermen - zij het in de bar, zij het in de mannentoiletten - zorgen voor de nodige afwisseling.

Kurt Streit zong een sterke Palestrina. Vooral in de eerder genoemde droomscène maakte hij indruk. Frank van Aken - in het werkelijke leven de man van Eva-Maria Westbroek - was niet in beste vorm als Bernardo Novagerio. Hij heeft wel een typisch Wagnertenortimbre, maar regelmatig haperde zijn stem of klonk ze genepen. Johannes Martin Kränzle was daarentegen een sonore Giovanni Morone, die in het tweede bedrijf een boeiende uiteenzetting gaf.

Maar de echte ster van de voorstelling was het "Frankfurter Museumsorchester" onder leiding van Kirill Petrenko. Zijn uitvoering van de ouverture was briljant in zijn transparantie en ontroerend in zijn eenvoud. Maar ook in de rest van de voorstelling vond hij de juiste balans tussen ondersteuning van de zangers en orkestrale uitbarstingen.

De zaal en de orkestbak hing vol met microfoons, net zoals de kaken van alle zangers. In het najaar zal bij Oehms Classics een CD-opname van deze voorstellingenreeks verschijnen...

Publicatie: maandag 6 juli 2009 om 12:03
Rubriek: Opera