Il Grand' Inquisitor

Susan Graham in de Munt

Tijdens het vorig liedrecital in de Munt deed Philippe Jaroussky verwoede pogingen om ons te laten geloven dat hij Franse liederen kan zingen. Gisteren, liet Susan Graham horen hoe het wel moet. Het feit dat ze daarbij ondersteund werd door een van de belangrijkste liedpianisten van het moment, Malcolm Martineau, vergrootte enkel maar het succes.

Hun programma was hetzelfde als wat ze recent op CD hebben gezet met als titel "Un frisson français". Het is een bloemlezing van een eeuw Franse liederen die min of meer chronologisch werden opgevoerd met de 19de eeuw voor en de 20ste eeuw na de pauze. De liederen waren wel gegroepeerd in lichtjes samenhangende groepen. Daarbij kwamen een hele reeks componisten aan bod met bekende namen zoals Fauré en Debussy (elk met twee liederen) of Duparc en Ravel, maar ook veel minder bekende namen zoals Paladilhe, Caplet of Sauguet. Opvallende afwezigen waren Massenet... en vooral Berlioz.

Er waren een paar aanwijzingen dat Susan Graham niet helemaal tip-top was; een kuchje hier, eens stiekem slikken daar of een voorzichtige uitvoering van Chanson d'Avril als openingsnummer. Maar los daarvan was haar recital voorbeeldig. Ze zingt met een uiterst heldere tekstverstaanbaarheid en haar stembeheersing is ongelooflijk. Ze trekt prachtig lange legato lijnen, ze speelt met kleuren en dynamiek, terwijl ze nooit moet forceren om een punt te maken. Op elk moment is er dat fantastisch geruststellende gevoel dat ze nog bakken reserve heeft. Het enige minpuntje was dat ze heel af en toe bepaalde zinnen ook uitbeeldde. Dat mime-spelen had ze, wat mij betreft, achterwege mogen laten.

Een van haar grootste vertolkingen was ongetwijfeld Duparcs Au pays où se fait la guerre waarmee ze het eerste deel afsloot. Het is een lied waarin een vrouw eenzaam achterblijft omdat haar geliefde in een of andere oorlog is gaan vechten. Ze drukt die eenzaamheid op een schrijnende manier uit op het einde van het lied: "et moi toute seule en ma tour, j'attends encore son retour". Duparc heeft die laatste noot met een gewone forte genoteerd, maar Susan Graham bouwt die forte op met een fenomenaal crescendo vanuit piano en schreeuwt op die manier op een esthetisch maar even goed hartverscheurende manier die eenzaamheid uit.

In het eerste deel, waren er ook nog twee, minder bekende, nachtliederen - Nocturne van César Franck en Chère nuit van Alfred Bachelet - die even indringend waren. In deze liederen beperkt ze zich tot een zuiver mezza voce lijn vol spanning. Twee momenten om stil van te worden.

Na de pauze liet ze ook een andere kant van haar kunnen horen. Ze begon met twee recitatief-achtige vertellingen. In Ravels Le paon uit Histoires naturelles combineerde ze ironie en humor in de ijdelheid van de pauw. Daarna vertelde ze het bekende verhaal van Le corbeau et le renard in de compositie van André Caplet. Grappig was ook het verhaaltje van La souris d'Angleterre. Ze eindigde het 20ste-eeuwse luik met Poulenc en La Dame de Monte-Carlo. Een kleine geheugenhapering werd vakkundig door Martineau opgelost... voor de rest was dit ook een modeluitvoering met een slot waarbij je haar dankzij een lange diminuendo effectief in de zee van Monte-Carlo hoort springen.

Ze hielden het bij slechts één bisnummer, het onvermijdelijke A Chloris, waarmee het perfecte orgelpunt geplaatst werd aan het eind van dit opera- en liedseizoen. Wie dit liedrecital (opnieuw) wil horen, moet vrijdagnamiddag zeker afstemmen op klara. Veel beter dan dit zal je niet gemakkelijk te horen krijgen...

Publicatie: maandag 22 juni 2009 om 17:55
Rubriek: Liedrecital