Die Walküre in Essen
Eerder dit seizoen begon de opera van Essen aan hun vier-regisseuren-Ring. Na de mislukking van Das Rheingold kregen we nu een herkansing met Die Walküre. En daar waar de Rheingold-regie van Tilman Knabe thuishoort in het lijstje van slechtste ensceneringen van het seizoen, zal de Walküre-productie van Dietrich Hilsdorf zeer waarschijnlijk terechtkomen in mijn top-tien van dit jaar... zowel op scenisch als muzikaal vlak, niet in het minst door de weeral bezielende leiding van Stefan Soltesz.
Dieter Richter heeft een eenheidsdecor ontworpen voor de drie bedrijven. Het bestaat uit een majestueus paleis dat duidelijk betere tijden gekend heeft, er zijn zelfs bloedvlekken te zien op de muren. Het dak wordt gedragen door zuilen, één daarvan is een gemuteerde boom waarin - jawel (!) - een zwaard steekt. Uit de kostuums blijkt een militaire achtergrond. Zowat iedereen draagt lange legerjassen. De walkuren zijn daarenboven gekleed in lange rode jurken met versieringen die naar een maliënkolder verwijzen.
Dietrich Hilsdorf volgt redelijk goed het libretto, maar voegt hier en daar wat zaken toe, die echter eerder verduidelijken dan storen. Tijdens de prelude laat hij Hunding reeds thuiskomen en verdwijnen in zijn slaapkamer. Dit zorgt van meet af aan voor een Hitchkockiaanse spanning in het eerste bedrijf. Zijn grootste ingreep vindt plaats aan het begin van het tweede bedrijf. Siegmund en Sieglinde (die ondertussen al hoogzwanger is), evenals Hunding, zijn aanwezig bij de confrontatie tussen Fricka en Wotan. Hunding slijmt bij Fricka om zijn zaak te bepleiten en daar lijkt het ook op... een "zaak" waarbij de beschuldigden - Siegmund en Sieglinde - heen en weer geslingerd worden tussen hoop en angst telkens Fricka dan wel Wotan de bovenhand krijgt in de discussie.
Daarnaast zorgt Hilsdorf ook voor een uitstekende personenregie. Zo is elk detail in de Siegmund-en-Sieglinde-scène op zijn plaats. Op het moment dat het Lenz-motief in het orkest weerklinkt, kruisen hun blikken elkaar. Als Sieglinde Siegmund te drinken aanbiedt, dan doopt hij eerst zijn vingers in het water om te proeven of het water wel veilig is. Over elke aanraking tussen de Wälsung-tweelingen is nagedacht. Hilsdorf laat zijn aandacht ook niet zakken voor het laatste bedrijf. Elke walkure krijgt een eigen karakter mee en reageert anders op de woede van Wotan tegenover Brünnhilde. De een kruipt weg onder tafel, de andere deinst angstig terug en nog een ander biedt weerstand. De hele opera is een aanschakeling van intrigerende scènes waarbij ik gefascineerd aan mijn stoel gekluisterd zat.
Maar een intelligente regie gaat verloren als het muzikale aspect niet op hetzelfde niveau staat. Jeffrey Dowd en Danielle Halbwachs zongen respectievelijk Siegmund en Sieglinde. Beiden waren ook het koppel in de Essense Tannhäuser. Dowd was toen al een degelijke Tannhäuser en ook zijn Siegmund stond er. Hij komt soms wat afstandelijk over en is niet altijd even boeiend, maar puur vocaal is er weinig op aan te merken. Elk noot zit goed en hij kan indruk maken met de lang aangehouden "Wälse". Halbwachs bevestigt de indruk, die ze als Elisabeth gemaakt had. Ze heeft een gigantische stem, die ook nog eens mooi rond klinkt en waarmee ze ook mooi kan nuanceren.
De Hunding van Marcel Rosca viel in dit gezelschap wat uit de toon. Legato zingen is niet zijn sterkste kant, en als acteur maakt hij zich vaak schuldig aan overacting. Zijn slepende toon past trouwens veel beter bij de draak Fafner. Voor Hunding verwacht ik meer "beet" in zijn stem. Net zoals in Rheingold was Ildiko Szönyi weer een angstaanjagende Fricka... van het soort dat je niet graag in een donker straatje tegenkomt.
Wotan zou aanvankelijk gezongen worden door Franz Hawlata, maar die liet verstek gaan... ik kan me trouwens geen Wotan voorstellen met Hawalata's stem. Om de voorstellingenreeks toch te kunnen behouden, werd beroep gedaan op een hele reeks baritons. In de voorstelling gisteren, hoorde ik de Noor Terje Stensvold. Hij heeft een stem met veel slagkracht en met een schitterende hoogte. De kracht waarmee hij Brünnhilde in het derde bedrijf terecht wijst, is fenomenaal. Meteen daarna kan hij toch ook ontroeren tijdens zijn "Abschied".
De Brünnhilde Catherine Foster was voor mij de echte ontdekking van de avond. De laatste jaren was ze "fest" in Weimar, waar ze reeds alle Brünnhildes rustig heeft kunnen doorzwemmen... en blijkbaar met succes. Ook in Essen is ze wonderbaarlijk. Haar stem snijdt los door elke orkestklank die Soltesz kan ontketenen. Ze blijft daarbij altijd mooi en egaal klinken zonder ooit maar te moeten forceren... en ze kan nog acteren ook. Maar wat het meest opvalt, is dat ze erin slaagt om alles zo ongelooflijk gemakkelijk te laten klinken. Voor mij is dit dé aanduiding dat Catherine Foster een naam is die we moeten onthouden
Publicatie: maandag 15 juni 2009 om 18:31
Rubriek: Opera