Il Grand' Inquisitor

Rusalka in de Munt

Een sprookje voor de kerstperiode... dat kan niet mislukken om elke avond volle zalen te trekken, moeten ze in de Munt gedacht hebben. En omdat het niet altijd Hänsel und Gretel moet zijn, leek Dvoraks Rusalka - onder andere vaag gebaseerd op "De kleine zeemeermin" van H.C. Andersen - een originele keuze. Opdat ze elke dag een voorstelling zouden kunnen geven, hebben ze dan ook twee bezettingen voorzien.

Van de twee Rusalka's is Olga Guryakova waarschijnlijk de iets bekendere naam. Ze komt echter koel over met een stem die vaak schril klinkt. Haar hoogte is wel fantastisch rijk, maar de rest van haar stem is zwak. Dan heeft Michaela Kaune een veel mooiere en vollere stem. Haar "Maan-aria" was vol nuances en homogene klanken... bij Guryakova was ik blij dat het voorbij was.

De twee tenors die de Prins zongen, lieten geen grote indruk na. De stem van Burkhard Fritz projecteert haast niet, waardoor zijn aria uit het eerste bedrijf de mist inging. Ik vond Ludovit Ludha iets beter alhoewel zijn stem minder mooi klinkt, maar hij is ook niet om over naar huis te schrijven.

In de beide voorstellingen die ik zag, werd de Watergeest telkens door Willard White gezongen (normaal alterneert hij met Frode Olsen). Hij is niet meer van de jongste, maar hij heeft nog altijd een overweldigende vocale présence. Zijn aria in het tweede bedrijf was een van de echt mooie momenten in deze voorstelling.

Minstens even indrukwekkend was Doris Soffel als Jezibaba. Vooral in het laatste bedrijf laat ze de Munt op haar grondvesten daveren. De andere heks was Livia Budai. Het is al verscheidene jaren geleden dat ik haar nog gehoord heb... en dat had ik liever zo gehouden. Haar stem is een ramp met een reeks losgeslagen registers waartussen ze heen en weer schakelt. Bij de twee prinsessen, had ik een lichte voorkeur voor Anda-Louise Bogza in vergelijking met Stephanie Friede.

Het feit dat ik deze productie van Stefan Herheim twee dagen na elkaar gezien heb, is een onmiskenbaar voordeel. Na de eerste voorstelling vond ik de regie knettergek, chaotisch, belachelijk en vergezocht. Tijdens de tweede voorstelling wist ik wat er nog allemaal ging komen en vielen de verschillende puzzelstukjes samen tot een min of meer samenhangend schilderij. Dat er enige logica in de waanzin van Herheim schuilt, betekent echter nog niet dat het een mooi of geslaagd schilderij geworden is...

Een eerste uitgangspunt is dat alles vanuit het standpunt van de Watergeest bekeken wordt. Tijdens de eerste scène komt hij, gekleed als een oude man met lang grijs haar, thuis bij zijn vrouw (die later ook de Prinses blijkt te zijn). Hij zoekt zijn sleutel om de deur te openen, hij laat zijn sleutels vallen en op het moment dat hij ze wil oprapen, herinnert hij zich hoe het allemaal begon. Er was eens... een klein watergeestje dat gepest werd door drie bosnimfen. Hij groeit op, wordt een matroos en hij wordt verliefd op het straatmadeliefje Rusalka. Nadat hij ook een relatie begint met een Prinses, wordt Rusalka waanzinnig en wordt ze vermoord door een stel onzedige nonnen. De Prins-Watergeest komt terug bij de Prinses terecht en vermoordt haar. Op het einde wordt hij ingerekend door de politie en geboeid afgevoerd.

Ik vermoed dat het ongeveer dit verhaal is dat Stefan Herheim probeert te vertellen. Het probleem is dat dit een ander verhaal is dan waar de opera Rusalka over gaat. Dat spiegelen van karakters blijkt een handelsmerk van hem te zijn. Ik heb nog maar één andere productie van hem gezien - La forza del destino in Berlijn - en toen heeft hij ook diezelfde truuk gebruikt.

In dit geval zijn dus de Prins en de Watergeest dezelfde persoon, en ook Rusalka en Jezibaba zijn elkaars alter-ego. Dit soort constructies kan misschien werken als je het op een psychologisch niveau bekijkt... de aanwezigheid van water in een opera lijkt een geldig excuus te zijn om de psycho-analytische toer op te gaan. Als een regisseur dat doet met een opera die bij de grote meerderheid van het publiek bekend is, is dat eventueel nog te verantwoorden. Maar ik denk dat er maar weinig mensen zijn, die Rusalka zo door en door kennen, dat ze alle eventuele verwijzingen en dubbele bodems begrijpen. Voor alle anderen is het nodeloos verwarrend, zeker als je ook nog eens de boventitels leest, die geen uitstaans hebben met wat er op scène gebeurt.

Een tweede punt dat Herheim lijkt te willen maken, is dat Rusalka een soort archetype is van alle operakarakters. Hij laat haar in de huid kruipen van andere rollen en creëert daardoor een grappige reeks inside-jokes. De keuzes die hij maakt, zijn best wel goed gevonden en houden zelfs steek... er lijkt over nagedacht geweest te zijn.

Op het einde van het eerste bedrijf, verandert ze in Olympia uit Les contes d'Hoffmann. Ze wordt zelfs effectief vervangen door een pop terwijl de Prins met haar danst. In het tweede bedrijf zien we de torenscène uit Pelléas et Mélisande... de overeenkomst met Debussy's opera is ook niet zo ver te zoeken. In datzelfde bedrijf komt ze naar beneden gedaald in de gedaante van de wraakzuchtige Koningin van de Nacht, inclusief een dolk die nadien uitbundig gebruikt wordt om vruchteloos Rusalka of Jezibaba te vermoorden. Uiteindelijk wordt deze dolk het moordwapen waarmee de Watergeest de Prinses vermoordt. En als Rusalka in het laatste bedrijf in een wit kleed vol bloedvlekken opkomt, kan je niet anders dan aan Lucia di Lammermoor denken.

Alhoewel een en ander op het eerste zicht nog niet zo gek klinkt, is het grote probleem met Herheims enscenering dat hij gewoon te veel wil doen. Het begint al voor de ouverture. Figuranten lopen constant dezelfde rondjes door het decor terwijl er regen geprojecteerd wordt en het geluid van regen en de achtergrondgeluiden van een stad door de luidsprekers gestuurd wordt. Dit gedoe duurt ongeveer zeven minuten en brengt absoluut niets bij. Als een regisseur dit in Parijs zou proberen, dan zouden ze al aan het boeroepen zijn, nog voor er één minuut muziek weerklonken heeft.

Herheim heeft duidelijk geen vertrouwen in de muziek, waardoor hij zich genoodzaakt voelt om altijd iets te laten gebeuren. Zo laat hij tijdens het duet op het einde van het tweede bedrijf de lichten in de zaal traag knipperen. En als het even dreigt stil te vallen, dan is er nog altijd het glasraam van de kerk dat begint rond te draaien of een reclamezuil die oprijst uit de grond. Tijdens de carnavalstoet - de kostuumateliers hebben zich kunnen uitleven in het maken van bovenmaatse borsten en billen voor het koor - kom je ogen te kort om alle verschillende scènetjes op te nemen. De glitterende confetti die op het hoogtepunt in de zaal neerdwarrelt, versterkt enkel het feestelijk karakter van wat deze opera had moeten of kunnen worden...

Publicatie: donderdag 11 december 2008 om 19:24
Rubriek: Opera