Padmâvatî in Parijs
In tegenstelling tot Zampa, had ik nog nooit gehoord van Roussels "opéra-ballet" Padmâvatî, alhoewel er wel een paar opnames van bestaan. De nieuwe productie van het Théâtre du Châtelet bleek een aangename kennismaking te zijn, die een serieuze kandidaat is om op het einde van het jaar in mijn top-vijf te belanden.
Padmâvatî ging in 1923 in Parijs in première, als de helft van een double-bill... de andere helft bestond uit Ravels L'heure espagnole. Zoals wel meer Franse opera's - denk maar aan Les pêcheurs de perles of Lakmé - speelt Padmâvatî zich af in Indië. De stad Tchitor wordt belegerd door de Mongoolse sultan Alaouddin. Tijdens de vredesonderhandelingen met Ratan-Sen ziet hij twee seconden diens vrouw, de koningin Padmâvatî, en is meteen van de kaart. Hij vraagt Ratan-Sen zijn vrouw in ruil voor vrede, maar die weigert. In de daarop volgende veldslag geraakt Ratan-Sen gewond en vraagt zijn vrouw om zich op te offeren om de stad te redden. Zij weigert op haar beurt, steekt haar man dood en springt mee op de brandstapel waarop Ratan-Sen gecremeerd wordt.
Het verhaal klinkt misschien wat belachelijk, maar de muziek is schitterend met oriëntaalse kleuren. Tijdens de dansen moest ik soms aan de Ravel van Shéhérazade denken. Het begin van het sombere tweede bedrijf klinkt dan weer een beetje als Debussy. De opera bevat geen echte aria's. Het zijn eerder doorgecomponeerde recitatieven. De dirigent Lawrence Foster slaagt er in om grote spanningsbogen op te bouwen met het Orchestre Philharmonique de Radio France. De scène waarin Padmâvatî zich onsluiert, is spannend opgebouwd. Het woordenloos vocaliserende koor zorgt in die scène voor een extra dimensie. Ook het slot op de brandstapel werd in één grote spanningsboog uitgevoerd.
Padmâvatî zou gezongen worden door Marie-Nicole Lemieux, maar een paar weken voor de première had zij om een of andere reden forfait gegeven. Sylvie Brunet nam de rol over. Zij zingt Padmâvatî met een stevige stem en veel harde metaalklanken. Iets meer verfijning had wel gemogen. De Ijslandse tenor Finnur Bjarnason geraakte als Ratan-Sen nauwelijks over de orkestbak. Hij is geen partij voor het vocale geweld van Sylvie Brunet, waardoor hun scène in het tweede bedrijf (waarin hij haar probeert te overtuigen om zich op te offeren) totaal geen spanning had. Alain Fondary begon zwak, maar zijn stem geraakte snel op dreef zodat hij een degelijke Alaouddin zong. De mooiste stem van de avond was die van Yann Beuron, die de korte rol van de brahmaan zong.
Aangezien de opera zich in Indië afspeelt, leek het een berekend risico om een Bollywoodfilmregisseur te vragen om de regie te doen. Alhoewel Sanjay Leela Bhansali absoluut geen ervaring met opera had, is het resultaat adembenemend mooi. Zoals kon verwacht worden, ziet het er allemaal heel kleurrijk uit met luxueuze decors, zijn de dansen (de choreografie is van Tanusree Shankar) spectaculair en duikt er zelfs een echt paard, een olifant en een tijger op in de enscenering. Samen met de meeslepende muziek was het een voorstelling die me constant op het puntje van mijn stoel deed zitten. Het is het soort productie waarbij ik het gevoel heb dat dit de definitieve, enig mogelijke enscenering van Padmâvatî is... tot een andere productie dit natuurlijk tegenspreekt. Maar de kans dat ik dit werk ooit nog eens te zien krijg, zal wel heel klein zijn.
Publicatie: zondag 23 maart 2008 om 08:43
Rubriek: Opera