Mosè in Egitto in Bad Wildbad
Alle operafans zullen wel weten dat elke zomer in Pesaro een Rossini-festival plaatsvindt. Minder bekend is dat er nog een Rossini-festival bestaat, dat een stuk dichterbij (en goedkoper) is. In Bad Wildbad - een kuuroord in het Zwarte Woud, een vijftigtal kilometer ten zuidwesten van Stuttgart - zijn ze dit jaar toch ook al aan hun 18e seizoen bezig. Het heeft zelfs de bijnaam "het Pesaro van het Noorden" gekregen.
Naast twee opera's van Rossini en twee opera's van zijn tijdgenoten is er ook een "Akademie BelCanto" waar jonge zangers les krijgen van o.a. Raùl Giménez en Alberto Zedda. De eerste voorstelling die ik zag, was het opera-oratorium - oftewel 'azione tragico-sacra' - Mosè in Egitto in het Kurhaus. Antonino Fogliani, die onlangs nog Cosi in Luik dirigeerde, stond aan het hoofd van de Württembergische Philharmonie Reutlingen. De zaal van het Kurhaus heeft een rechthoekige vorm. Ik vermoed dat het vroeger het zwembad was, toen in dit gebouw nog effectief gekuurd werd. Er zijn ongeveer 400 plaatsen en geen orkestbak. Het orkest zit op hetzelfde niveau als de vijf eerste rijen.
Mosè in Egitto bestaat in verschillende versies. Twee jaar geleden was bijvoorbeeld de Franse versie Moïse et Pharaon te horen in het PSK. In Wildbad werd de kritische uitgave van de Fondazione Rossini uitgevoerd, die elementen uit de twee Italiaanse versies van 1818 en 1819 combineert.
Het was een semi-scenische uitvoering, die vormgegeven werd door Jochen Schönleber, die tevens de intendant is van het festival. Dat "semi-scenisch" moet wel zeer ruim begrepen worden. Er wordt zonder partituur gezongen, het volledige podium wordt gebruikt en de interactie tussen de zangers heeft de dimensies van een volwaardige regie. Het enige dat ontbreekt zijn grote decors en kostuums. Alhoewel... als het ontbreken van decors en/of het gebruik van hedendaagse kostuums een kenmerk is, dan zouden veel ensceneringen als semi-scenisch betiteld kunnen worden. Er is echter wel één decorelement. Er loopt een metalen brug dwars over het podium, met daaraan twee verschuifbare trappen. Die trappen worden ook ingezet om het scheiden van de Rode Zee uit te beelden.
Bij de zangers vinden we uiteraard geen Pesaro-namen zoals Florez, Bonfadelli of Barcellona, maar toch zangers die niet onbekend zijn in Pesaro en overwegend van een meer dan behoorlijk niveau zijn... vooral dan de twee bassen (Mozes en de Farao) en de twee sopranen (Elcia en Amaltea).
Lorenzo Regazzo is bij ons ook geen onbekende (meest recent als Leporello in de Munt). Als Mozes is hij een krachtige vertolker. In het eerste bedrijf had hij zijn draai nog niet gevonden, maar dat gold voor zowat iedereen. Vanaf het tweede bedrijf zingt hij op een ander niveau... zijn waarschuwingen aan het Egyptische volk stromen de zaal in met grote gelijkmatige golven. Het beroemde gebed "Dal tuo stellato soglio" was een ontroerend hoogtepunt. De andere bas - Wojtek Gierlach als de Farao - is totaal anders. Hij fraseert minder natuurlijk dan Regazzo, zijn intonatie is soms een probleem en hij klinkt vaak monochroom. De klank op zich is wel mooi en glad. En confrontatiescènes tussen twee bassen zijn altijd om van te smullen... ook hier.
Een Rossini-opera kan uiteraard niet zonder tenors... in dit geval zelfs drie stuks. De grootste rol is die van Osiride, de zoon van de farao. Filippo Adami heeft een mooie middenstem, maar ook die typische, niet erg attractieve, Rossiniaanse hoogte, inclusief mekkerende coloraturen.
Bij de twee sopranen heeft Akie Amou de mooiste, en Rossella Bevaqua de meest interessante stem. Bevaqua zong de rol van Amaltea, de vrouw van de farao. Haar stem schettert soms en als ze in de hoogte forte zingt klinkt ze als een tram die een noodstop uitvoert. Maar haar grote aria "La pace mia smarrita" is fantastisch, met veel expressie en dramatische inleving gebracht en met de nodige ontroerende momenten. Akie Amou zong de rol van Elcia, de Hebreeuwse geliefde van Osiride. In het begin vond ik haar maar saai. Vooral de duetten met Osiride konden me amper bekoren... alhoewel dat ook grotendeels met Adami te maken had. Maar eenmaal ze zich afkeert van Egypte en voor God kiest, valt haar pure klankschoonheid op en zingt ze met emotionele frasering zonder de hysterische toer op te gaan. Samen met Regazzo was zij voor mij de duidelijke ster van de avond.
Publicatie: donderdag 13 juli 2006 om 10:21
Rubriek: Opera