La forza del destino in Keulen
De zaal wordt volledig verduisterd, het doek gaat op en we zien een gigantisch wierookvat een paar keer heen en weer slingeren, het doek gaat weer neer en de ouverture van La forza del destino begint. Het is een van de beelden die vragen oproepen bij de enscenering van Christian Schuller in Keulen.
Mijn eerste verwachting was dat we een Forza zouden krijgen vol met religieuze symbolen. Maar, afgezien van een groot wit kruis tijdens de kloosterscène in het tweede bedrijf, bleek dit niet het geval te zijn. Het is wachten tot het einde van de opera voor het wederoptreden van het wierookvat tijdens het duel van Alvaro en Don Carlo. Ondertussen is het neergestort en heeft het een gat geslagen in het podium. Het is een visuele voorstelling om het begin en het einde van de opera met elkaar te verbinden. Dit gebeurt ook op muzikaal vlak door de opera te beginnen met de prelude die Verdi in 1862 voor St-Petersburg schreef... en niet de veel langere en bekendere ouverture voor de Scala-première in 1969. De opera eindigt ook met de slotscène zoals voorzien voor St-Petersburg met het koor dat een Miserere zingt.
Dat is al één opgelost raadsel, maar er blijven nog voldoende onopgeloste raadsels over. Vooral de rol van Preziosilla is niet helemaal duidelijk. Ze duikt bijvoorbeeld ook op in het klooster bij Padre Guardiano als ze rozenblaadjes over het kruis strooit... en zelfs in het laatste bedrijf, zij het in een "body bag". Het is een van de zeldzame gevallen dat ik graag een stuk Verdi geknipt had gezien. Heel het gedoe met Preziosilla, en vooral de Rataplan-scène, wordt gekenmerkt door een on-Verdiaanse saaiheid. Daarenboven slaagt Dalia Schaechter er ook niet in om haar scènes wat leven in te blazen, waarbij ze ook niet echt geholpen wordt door Schuller. Zo is ze in de kampscène een soort circusdirecteur, inclusief hoge hoed en dierentemmerszweep, die met het vrouwenkoor - allemaal identiek gekleed in rode jurk en met Marilyn Monroe-pruik - haar "diensten" komt aanbieden aan de soldaten.
Forza blinkt niet echt uit door een logische verhaallijn, maar dit wordt dan nog eens onduidelijker gemaakt door in de eerste scène (die zich in de wachtzaal van een treinstation afspeelt) het fatale schot uit een revolver te laten komen, die toevallig door Leonora opgeraapt wordt. De hele aanleiding van de opera wordt daarmee al op losse schroeven gezet.
De regie van Christian Schuller is voor de rest wel redelijk geslaagd met een rustige, visueel sobere enscenering. Maar de Preziosilla-scènes lijken wel uit een andere wereld te komen. In diezelfde scènes komt ook Fra Melitone voor. Het is weliswaar een buffo-partij, maar een die toch een minimum aan Verdi-stijl en legato verlangt. En dat is iets wat Günter von Kannen niet kan leveren met zijn overvloedig gebrul en onverzorgde lijnen.
Andreas Hörl had een dag eerder Rusticone gezongen in La cifra en zong nu Padre Guardiano. Hij straalde nu rust en autoriteit uit in zijn zwarte priesterkleed (tegen het laatste bedrijf is hij blijkbaar gepromoveerd en mag hij kardinaalsrood dragen). Zijn stem is groot en klinkt heerlijk resonant, maar toch kon ik me niet van de indruk ontdoen dat ze niet altijd even juist zit, wat tijdens de hyperkinetische Rusticone minder opviel.
Bruno Caproni kennen we uiteraard van zijn Verdi-vertolkingen in de Vlaamse Opera... maar hij ontgoochelde enigszins als Don Carlo di Vargas. Het legato en de donkere kleur zijn wel aanwezig. Maar zijn grote aria "Urna fatale" en de aansluitende cabaletta maakten niet de indruk die ik verwacht had.
Tien jaar geleden was Ray Wade een laureaat van de Koningin Elisabethwedstrijd (in het jaar van Salters en Stefanescu). Hij was toen een typische mooie Mozarttenor. Ondertussen is zijn stem wel al wat aangedikt, maar hij blijft nog een volle lyrische tenor en is absoluut niet de spinto die voor de rol van Don Alvaro nodig is. Ik hoorde constant een Alfredo die per ongeluk in de verkeerde opera terecht gekomen was. Het is maar omdat de dirigent Enrico Delamboye het orkest soms tot Mozartiaanse proporties terugbrengt, dat hij zich niet al te belachelijk maakt in "O tu che in seno agli angeli". Op andere momenten - zoals in het duet met Don Carlo - kan hij niet opboksen tegen het orkest. Hij heeft een prachtige stem, maar is totaal misbezet in deze opera.
Maar het is de Belgische - jawel! - sopraan Isabelle Kabatu die iedereen in de schaduw stelt als Leonora. In de eerste scène staat ze er meteen, inclusief een mooi diminuendo op het einde van "Me pellegrina ed orfana". En tijdens de herbergscène domineert ze met haar spinto-kleur heel het podium. In de kloosterscène was haar "Madre, pietosa Vergine" niet zo aangrijpend als die van Manon Feubel in Luik, maar ze kan de scène mooi vormgeven. En natuurlijk wacht iedereen op haar "Pace, pace mio Dio!" en ook daar is het een groot succes van de messa di voce (alhoewel niet helemaal perfect) op de eerte "pace" tot de overweldigende "maledizione" op het einde als ze moeiteloos doorheen het orkest breekt zonder haar zanglijn geweld aan te doen. Ik vraag me af hoe lang het gaat duren eer de Belgische intendanten de tegenwoordigheid van geest gaan hebben om haar eens naar België te halen... als ze tenminste niet onbetaalbaar is geworden na haar optredens in de Scala, Liceu, Wenen, Zürich, ...
Publicatie: maandag 5 juni 2006 om 11:46
Rubriek: Opera