Il Grand' Inquisitor

Dietrich Henschel in Gent

Een paar maanden geleden waren de Duitse bariton Dietrich Henschel en zijn pianist Fritz Schwinghammer nog in Brussel voor een avondje Muziek en Poëzie, of ze zijn alweer te horen in de Gentse Opera. Hij begint stilaan een vaste waarde te worden in het Belgische muzieklandschap, wat een goede zaak is voor Liedfanaten.

In zijn recital in Gent nam hij ons op sleeptouw doorheen de Duitse liederen van Robert Schumann, Erich Korngold en Gustav Mahler.

De stem van Dietrich Henschel kan bezwaarlijk "mooi" genoemd worden en zingen is ook geen natuurlijke of evidente zaak voor hem. Elke noot die hij zingt, vraagt hard werken. Aan de ene kant geeft dat niet het comfortabele gevoel dat je krijgt bij zangers als Matthias Goerne of Thomas Quasthoff, die met zo'n vanzelfsprekendheid zingen dat je volledig kunt opgaan in hun uitvoering. Maar anderzijds krijg ik bij Dietrich Henschel toch nooit het gevoel dat er ergens een probleem zal optreden... ook al zingt hij constant op de rand van de afgrond.

Aangezien Dietrich Henschel het niet moet hebben van puur mooi zingen, gooit hij het over een andere boeg en legt de nadruk op de liedteksten. Over elke lettergreep, elk woord is nagedacht hoe die moeten gezongen worden; welke kleur, welke dynamiek het best past. Hij schrikt er dan ook niet voor terug om desnoods opzettelijk lelijk te zingen om deze of gene fraze extra in de verf te zetten... ook legato is een uitdrukkingsmiddel en geen doel op zich, als het moet laat hij het bewust achterwege.

Voor de luisteraar is het niet de meest gemakkelijke benadering, maar als je hem probeert te volgen in zijn reis, is de voldoening des te groter... ook al voel je je op het einde van het recital even uitgeput als de zanger zelf.

Hij opende met balladen op teksten van Heine met centraal Abends am Strand als kortstondig rustpunt. Die beiden Grenadiere en Die feindlichen Brüder zetten meteen de toon voor de expressie en intensiteit die we in de rest van het recital kunnen verwachten. De eerste Schumann-groep werd afgerond met het bekende Belsatzar. De godslastering van de koning culmineert in het gebrul van zijn knechten, wat door Dietrich Henschel op een grootse manier opgebouwd werd.

Na een intermezzo met liederen van Korngold - die wat mij betreft overbodig waren - werd het eerste deel afgerond met meer Heine-liederen van Schumann. Dat Henschel ook wel degelijk mooi kan zingen werd duidelijk in het ontroerende Dein Angesicht. Bij dit laatste groepje liederen speelt ook de pianopartij een belangrijke rol - in een eerste versie maakten Lehn' deine Wang en Mein Wagen rollet langsam zelfs nog deel uit van Dichterliebe. Ik vond Fritz Schwinghammer hier wat tekort schieten; hij mist nog de Schumann "touch", die pianisten als Malcolm Martineau of Wolfram Rieger indelen bij de grote liedpianisten.

Na de pauze stonden eerst de Rückert-Lieder op het programma om daarna te eindigen in dezelfde sfeer waarmee de avond begonnen was met behulp van een aantal liederen uit des Knaben Wunderhorn. Het zal wel geen toeval zijn dat met Revelge de link gelegd werd naar de twee grenadiers in het begin, ook al was het tempo van dit lied een beetje te snel naar mijn zin.

Uiteindelijk kwamen er nog twee bisnummers... zoals het hoort een van Mahler (Um schlimme Kinder artig zu machen) en een van Schumann (Du bist wie eine Blume).

Dit recital zal nog te horen zijn op klara op 21 februari. Dietrich Henschel is nog eens in levende lijve te beleven op 31 maart in het Brussels Conservatorium in een volledig Wolf-programma. De verwachtingen zijn - wat mij betreft - in allegeval al hoog gespannen.

Publicatie: woensdag 29 januari 2003 om 20:48
Rubriek: Liedrecital