Alcina in Amsterdam
In 2000 en 2003 regisseerde Pierre Audi een nieuwe productie van respectievelijk Tamerlano en Alcina in Drottningholm. Christophe Rousset dirigeerde er zijn ensemble Les Talens Lyriques. De Nederlandse Opera heeft nu deze twee producties naar Amsterdam gehaald, waar ze afwisselend gespeeld worden in de Amsterdamse Stadsschouwburg. Het podium van het Zweeds theater werd er volledig - inclusief de houten plankenvloer - nagebouwd.
Ik heb enkel de voorstelling van de "toveropera" Alcina meegemaakt en achteraf gezien is het misschien wel spijtig dat ik niet geprobeerd heb om ook kaarten te kopen voor de complementaire voorstelling van Tamerlano, want het is een prachtige voorstelling. Op de scène is er niets spectaculairs te zien. Om rekening te houden met wat er in de antieke zaal van Drottningholm kan en mag, bestaat de scène enkel uit die houten vloer, coulissen die voor het nodige perspectief zorgen en één stoel als rekwisiet.
De zangers lopen er rond in 18de-eeuwse kostuums volgens secuur uitgedachte patronen: lijnen, cirkels, diagonalen. Vaak duwt de ene zanger een andere weg, die dan na een soort pirouette op de grond valt. Het is allemaal heel choreografisch uitgedacht en ik heb de indruk dat enkel veelvuldig bekijken van deze enscenering alle geheimen van het hoe en waarom van de handelingen kan ontsluieren. Het resultaat is in allegeval schitterend... een klassiek voorbeeld van hoe een beperking van de mogelijkheden toch boeiend theater kan opleveren, zonder dat er allerlei video-projecties of naakte vrouwen voor nodig zijn.
Het was vooral omwille van Christine Schäfer dat ik deze voorstelling wilde zien. A priori leek ze me geen voor de hand liggende keuze voor de rol van Alcina... maar zoals altijd slaagt ze er ook nu weer in om de uitdaging tot een goed einde te brengen. Haar eerste aria "Di', cor mio" begint nog twijfelend met een paar dunnere frases, maar nadien komt ze in haar gewone doen. In "Si, son quella, non più bella" bewijst ze nog maar eens wat voor een ongeëvenaarde klank-, kleur- en woordkunstenares ze is. Met elk woord drukt ze een bepaald gevoel uit. Zelfs met een coloratuur kan ze ontroeren. Haar groot moment is echter in het tweede bedrijf met "Ah ! mio cor ! schernito sei". Alhoewel Alcina eigenlijk de 'slechterik' is, voel je toch sympathie voor haar als ze met elke hartverscheurende 'Perchè' er weer een laagje wanhoop bijschildert. Ingela Bohlin zong Alcina's zuster Morgana. Ze klonk bij momenten als een opgekuiste, minder expressieve, mooier klinkende versie van Christine Schäfer... tegen het einde van de voorstelling groeien ze naar elkaar toe als tweelingszussen.
Alice Coote zat met een "fikse griep" en werd vanuit de orkestbak vervangen door Maite Beaumont (die trouwens momenteel ook La Marchesa Melibea in de Munt zingt), terwijl ze op scène vervangen werd door de regie-assistente. Beaumont was in het eerste bedrijf de heroïsche geliefde Ruggiero van Alcina. In het tweede bedrijf deed ze het een stuk rustiger aan. Marijana Mijanovic leek me op het einde een rare keuze voor Bradamante. Ze is één van die zangeressen met een ondefinieerbaar donker gekleurde stem. Zolang ze verkleed als haar eigen broer Ricciardo op zoek is naar haar Ruggiero is die viriele, mannelijke klank perfect. Maar als ze terug als vrouw verschijnt en met diezelfde klank begint te zingen, klinkt het raar... zelfs enigszins lachwekkend. Misschien dat het logischer geweest was als zij Ruggiero gezongen zou hebben.
Ondanks het feit dat het een barokopera is, is de kans groot dat deze productie op het einde van het seizoen in mijn top-tien gaat eindigen.
Publicatie: maandag 31 oktober 2005 om 18:30
Rubriek: Opera