Pikovaya Dama in Hamburg
In tegenstelling tot Mathis der Maler, was de tweede opera die ik in Hamburg zag - Tchaikovsky's Pikovaya Dama - iets bekender. Het is al de derde productie die ik dit jaar van deze opera zie... en telkens vond de regisseur het nodig om aan het libretto te prutsen. In Hamburg was het Willy Decker die zich aan de Schoppenvrouw vergreep.
Hij maakt er een psychologisch drama van (niet echt verbazend) waarin werkelijkheid en fantasie door elkaar lopen, alles draait rond het kaartspel. De speelkaart is dan ook de Deckeriaanse rode draad in deze productie. Maar om alles te laten kloppen met zijn concept gebruikt hij de beproefde methodes, zoals op bepaalde momenten - wat er redelijk veel bleken te zijn - de boventiteling uit te schakelen en het creatief gebruik van de schaar.
Het begint al in de eerste scène. Normaal gezien, speelt die zich af in een park in St-Petersburg. Maar in deze productie speelt die zich af in een speelzaal. De kaarttafel is trouwens alomtegenwoordig... zelfs de Gravin sterft terwijl ze op die tafel ligt. In die "parkscène" wordt het koor sterk gereduceerd en het kinderkoor sneuvelt zelfs helemaal. Ook in de Lisa-Pauline-scène had ik de indruk dat er een en ander geknipt was, alhoewel Pauline bijvoorbeeld wel haar romanze mag zingen. Heel de "Pastorale" tijdens de balscène moet het uiteraard ook ontgelden. Maar daarna lijkt de opera redelijk ongeschonden te zijn.
Dat betekent nog niet dat Willy Decker zich geen verdere vrijheden veroorlooft. Op het einde van de balscène verschijnt de Gravin in plaats van Katharina de Grote (de tekst hadden ze vergeten te veranderen). Lisa springt ook niet in het Winterkanaal, maar maakt zich van kant met Hermanns revolver. Maar dat zijn slechts allemaal details.
Desalniettemin, als je abstractie kan maken van Deckers mutilaties - waar ik tot mijn eigen grote verbazing redelijk goed in slaagde - dan krijg je wel een mooie, intelligente en boeiende productie te zien. Zijn favoriete "kleuren" - zwart en grijs - domineren het decor en de kostuums. Het decor van Wolfgang Gussmann bestaat uit smalle wanden die heen en weer kunnen schuiven om zo een volledige muur te vormen, of een gang, of zelfs een geniaal bewegend labyrinth tijdens het eerste duet van Hermann en Lisa waarin ze elkaar verliezen. Ook een gigantisch protet van de jonge Gravin verschijnt vaak op cruciale momenten. Een van de mooiste momenten was de manier waarop hij het slotkoor ensceneerde. Hermann ligt dood op de speeltafel en dan klinkt vanuit de coulissen het koor, wat - heel passend - als een Russisch-orthodox mannenkoor klinkt. Het effect is adembenemend.
De bezetting werd aangevoerd door de Hermann van Robert Dean Smith. Alhoewel hij deze zomer de Bayreuther Tristan was, gaf hij mij toch niet de indruk van een grote Heldentenorstem te hebben. Zijn stem zit en klinkt wel goed en op geen enkel moment kwam hij in de problemen. Zijn geliefde Lisa werd gezongen door Elena Prokina, die vooral hartverscheurend was tijdens haar grote kanaalscène. Alfredo Daza verving Pavel Baransky als Jeletsky. Zijn rol valt of staat met zijn liefdesverklaring van het tweede bedrijf. Hij heeft wel een mooi hoogte, maar hij klinkt wat te donker en te bas-baritonaal om goed te zijn.
Tenslotte moet ook de Tomski van Egils Silins vermeld worden, al is het maar omdat hij op het einde van het seizoen Wotan gaat zingen in de Vlaamse Opera (en dit jaar nog Holländer in de Munt). Als Tomski was hij in allegeval al overtuigend. Hij heeft een mooie en expressieve lyrische bas. Zijn ballade was een van de weinige momenten dat de rillingen echt over mijn rug liepen. Maar of zijn onbetwistbare kwaliteiten ook geschikt zijn voor Wotan, is af te wachten...
Publicatie: zondag 23 oktober 2005 om 20:38
Rubriek: Opera