Il Grand' Inquisitor

Dietrich Henschel in deSingel

Het liedseizoen in deSingel werd op een schitterende wijze afgesloten met een origineel recital. Aangezien oorspronkelijk Bo Skovhus aangekondigd was, was ik van plan om dit concert over te slaan. Maar gelukkig vernam ik op tijd dat hij ziek was en vervangen werd door Dietrich Henschel met hetzelfde Schumann-programma.

Net zoals bij het recital van Juliane Banse was het geen "zuiver" liedrecital. De avond begon met het Twee Pianotrio (opus 80). Ik voel me niet echt geroepen om commentaar te geven op de uitvoering van het trio bestaande uit Lars Vogt (piano), Christian Tetzlaff (viool) en Tanja Tetzlaff (cello). Maar het is wel interessant om te horen hoe Schumann liedmateriaal in zijn pianotrio's verwerkt, zonder meteen de vinger te kunnen leggen op de liederen waarnaar hij verwijst.

Daarna kwam de Eichendorff-Liederkreis met Dietrich Henschel en Lars Vogt aan de piano. De kwaliteiten van Henschel zijn genoegzaam bekend. Hij combineert intense concentratie met zinnige vertolkingen zonder over een grote of mooie stem te beschikken. Persoonlijk verkies ik altijd de interpretatieve diepgang van iemand als Henschel of Holzmair boven de vocale schoonheid van iemand als Matthias Goerne.

Neem bijvoorbeeld het eerste lied In der Fremde. Bij de meeste zangers ligt - voorspelbaar en gemakkelijk - het hoogtepunt van de expressie op de lijn "Aber Vater und Mutter sind lange tot", maar niet zo bij Henschel. Bij hem is het "Da ruhe ich auch" dat rillingen over mijn rug stuurt. In plaats van terug te blikken op het verdriet uit het verleden, staat de zanger in het heden en kijkt naar de toekomst. Henschel pikt er een onverwacht detail uit, waardoor plots een ander aspect in de verf gezet wordt.

Waldesgespräch is nog zo een van die liederen waarmee een doorsnee-zanger al tevreden is als hij de verschillende karakters kan uitbeelden, moeilijker is het om bijvoorbeeld Auf einer Burg boeiend te houden. En het is net hierin dat Henschel zich een meester toont om een lied op te bouwen en constant de spanning vast te houden (net zoals hij later in Zwielicht zou doen). Als zijn stem dan onverwacht even stokt bij "Oben in der stillen Klause" lijkt het bijna een bewuste keuze in plaats van een gemiste noot. Mijn enige bezwaar is dat hij soms net iets te lange pauzes laat tussen de liederen. De overgang naar In der Fremde verliest daardoor het filmografisch opnieuw scherpstellen dat ik mij hierbij altijd voorstel.

Na de pauze stonden er geen liederen meer op het programma, maar wel het gesproken woord. Dietrich Henschel declameerde de Zwei Balladen (opus 122) van Robert Schumann met een waanzinnig expressieve dramatiek terwijl Lars Vogt een en ander ondersteunde op de piano. Ja, het was "over the top", maar ik genoot van elke seconde dat Henschel mij meesleepte doorheen de verhalen van de "Heideknaben" en "Die Flüchtlinge". Dit ging naadloos over in de eerste beweging van het Derde Pianotrio (opus 110), waarna de acteur Herbert Kromann de "Rede des toten Christus" van Jean Paul (een van Schumanns idolen) voorlas. Met de rust die hij uitstraalt, is hij perfecte tegenbeeld van Henschel. Na deze tekst - die ik eigenlijk net iets te lang vond - besloot het pianotrio met de drie laatste delen van het Derde Pianotrio.

Publicatie: vrijdag 20 mei 2005 om 12:23
Rubriek: Liedrecital