Il Grand' Inquisitor

Rivoluzione e Nostalgia in de Munt

Deze maand werd in de Munt de nieuwe opera Rivoluzione e Nostalgia boven de doopvont gehouden. Nieuw in de betekenis van een pasticcio op basis van Verdi's vroege opera's.


Laura, Giuseppe (foto © Karl Forster)

Traditioneel worden alle opera's die Verdi voor zijn "trilogia popolare" componeerde, als zijn vroege opera's beschouwd... alhoewel ik persoonlijk wel geneigd ben om Luisa Miller en zeker Stiffelio tot zijn middenperiode te rekenen. Als een operahuis een van deze opera's op het programma zet, dan is het vaak concertant, al hebben de operahuizen van Bonn, Hamburg of Luik het laatste decennium wel dit deel van het repertoire scenisch verkend.

Net zoals vorig seizoen met Bastarda en de Tudor-opera's van Donizetti, werd nu weer een tweeluik - "Rivoluzione" en "Nostalgia" - samengesteld waarbij geput werd uit de eerste 16 opera's van Verdi. Sommige opera's komen er bekaaid vanaf, met slechts één aria uit Oberto en Un giorno di regno, of enkel de ouvertures van Alzira en Jérusalem. Uit andere opera's wordt dan weer uitbundig geciteerd, tevens de opera's die sowieso het meest opgevoerd worden - Nabucco, Macbeth en Luisa Miller - maar toch ook een grote bijdrage uit I masnadieri en Giovanna d'Arco.


Virginia (foto © Karl Forster)

Regisseur Krystian Lada situeert deze muziek tegen de achtergrond van de protesten van mei '68 in Rivoluzione. In de stijl van Verdi combineert hij grote koorpartijen voor de revolutionaire momenten, en horen we in de aria's en duetten de liefdesperikelen van de vijf protagonisten. Met videobeelden wordt een en ander gekaderd. Hij heeft zelfs elke bedrijf een titel gegeven, zoals vaak bij de vroege Verdi.

De violiste Laura is de leidster van de protesten en komt om bij een explosie op het einde van de eerste opera. Ze heeft een relatie met de jazzpianist Lorenzo, maar heeft ook een oogje op de arbeider Carlo. Laura's broer Giuseppe is het vriendje van Cristina. Cristina maakt een film over mei '68, en heeft ook een oogje op Carlo... Carlo is uiteraard de tenor van dienst.

Nostalgia speelt zich veertig jaar later af, als de drie mannen - Carlo (tenor / bariton), Giuseppe (bariton / bas) en Lorenzo (bas / figurant) - reflecteren over hun woelige jeugdjaren. Cristina is ondertussen ook overleden, haar dochter Virginia weet niet wie haar vader is. Ze hoopt dat te weten te komen door de drie mannen samen te brengen en hen te confronteren met de video's van haar moeder tijdens de vernissage van een nieuwe sculptuur van haar vriendje Icilio bij de galeriehoudster Donatella.

De enscenering heeft wel niet de visuele opulentie van "Bastarda", maar wordt logisch opgebouwd vanuit een leeg podium tot een berg rekwisieten waar de finale explosie plaatsvindt in Rivoluzione. Dit beeld wordt ook de dominante, volledig grijze installatie van Icilio voor Nostalgia, waarin Laura toch ook nog verschijnt terwijl ze de vioolsolo van I Lombardi speelt. Een groepje "urban dancers" verzorgt de dansscènes.


Icilio (foto © Karl Forster)

De dirigent Carlo Goldstein leidt een overwegend goede bezetting. In het eerste deel is het uiteraard Laura die de opera grotendeels draagt. Met Nino Machaidze hebben ze een geëngageerde zangeres die, gepokt en gemazeld in het belcanto, geen problemen heeft met deze vroege Verdi-aria's. Enea Scala werd aangekondigd met de uitlopers van een bronchitis, maar brulde zich zoals gewoonlijk door de opera met weinig tot geen nuance. Enkel op het einde van "Quando le sere al placido" was er een korte poging tot introspectie. Carlo wordt in het tweede deel gezongen door Scott Hendricks. Zijn stem is robuust genoeg, zij het met te veel ruwe kantjes waardoor hij voor mij nog altijd geen ideale Verdi-bariton is.

Vittorio Prato, in de rol van Giuseppe, heeft zelfs die robuustheid niet, waardoor een aria als "Sacra è la scelta" wat licht klonk. In het laatste bedrijf begon zijn stem vermoeid te klinken. De bas Giovanni Battista Parodi is een betere tweede Giuseppe, met vooral een indrukwekkende Attila-vertolking. De bas van Justin Hopkins ronkt mooi als Lorenzo. De Australische Helena Dix zingt Donatella met een lichte sopraan, waardoor haar vertolkingen van Lady Macbeth wat mager klonken.

Dan blijven er nog de twee ontdekkingen over. De jonge Poolse sopraan Gabriela Legun is de enige die in beide opera's zingt, eerst als Cristina en dan als haar dochter Virginia. Ze heeft een prachtige en homogene sopraan, die ook mooie mezzo-klanken kan oproepen. Ze zingt met veel gevoel en inlevingsvermogen. De ideale stem voor een toekomstige Violetta. En alhoewel de rol van Icilio redelijk beperkt is, is ook Paride Cataldo een naam om te onthouden. De nuances die bij Scala ontbreken zijn bij deze Italiaanse tenor in overvloed aanwezig. Ik kijk ernaar uit om hem eens in een iets substantiëlere partij te horen...

Publicatie: zondag 7 april 2024 om 11:08
Rubriek: Opera