Christian Gerhaher en Anna Lucia Richter in München
Met drie liedrecitals bij het Beierse Operafestival, heeft Christian Gerhaher een Wolf-Projekt gestart. Of dit - net zoals bij Schumann - ook zal uitmonden in een CD-project zal de toekomst uitwijzen.
(foto © Gregor Hohenberg)
De drie recitals omvatten het Spanisches, het Italienisches en het Mörike-Liederbuch (van de laatste, een selectie eruit). Spijtig genoeg zijn ze uitgespreid over het hele festival, waardoor ik er maar één heb van kunnen horen. Gisteren stond het Italienisches Liederbuch op het programma. Voor elk recital heeft hij uiteraard ook een zangeres uitgenodigd, gisteren was dat Anna Lucia Richter. In plaats van zijn gebruikelijke pianist Gerold Huber zat gisteren Ammiel Bushakevitz‬ aan de piano van het Nationaltheater.
Naast de gelegenheid om nog eens het Italienisches Liederbuch te horen, was ik ook benieuwd naar Anna Lucia Richter. De laatste keer dat ik haar gehoord heb was in Zeist. Ze was toen nog een schriele soubrette met bedenkelijke intonatie. Twee jaar geleden heeft ze zich herschapen tot een mezzo. Haar stem klinkt nu gigantisch met veel donkere, bijna altachtige, kleuren die regelmatig flirt met de rand van een volle borststem. Haar vibrato houdt ze nog wel heel sterk onder controle en in de hoogte zoekt ze af en toe nog naar de juiste toon. Maar al bij al is dit een vrij indrukwekkende metamorfose.
Voor een uitvoering van het Italienisches Liederbuch worden de liederen meestal door elkaar gegooid. Dat was hier ook het geval, al hebben ze de twee delen wel intact gehouden met de liederen van het eerste deel uit 1891 voor, en die van het tweede deel uit 1896 na de pauze. Zoals gewoonlijk krijgen we dan dialoogjes tussen de twee zangers, waarbij vooral Richter zich het meeste kon uitleven als kijvende of verontwaardige geliefde. Gerhaher stond er meestal wat bedremmeld bij.
Op interpretatief vlak trok Richter ook alle registers open. Te beginnen met een pruilende Auch kleine Dinge, frustratie die opwelt in Man sagt mir, deine Mutter woll' es nicht, bemoederend in Ihr jungen Leute, maar ook hartverscheurend in Wohl kenn' ich Euern Stand of ingetogen mooi in Wir haben beide lange Zeit geschwiegen. Met een oneindige fermata op "zehn" sloot ze met Ich hab' in Penna het recital af. Eén keer gaat ze over de limiet als ze op het einde van Schweig' einmal still het "Ständchen eines Esels" zo luid zingt, dat het gebalk in de piano verloren gaat.
Er is veel moois te bewonderen in de heldere piano-klank van Bushakevitz. Van de paar obstinato noten die in O wär' dein Haus glasachtig evolueren tot regendruppels tot de persoonlijke piano-commentaar bij Schon streckt' ich aus im Bett. Maar zijn "moment de gloire" is uiteraard Wie lange schon, waarin hij een beginnende violist evoceert... trouwens niet alleen in de uitgebreide epiloog: vanaf de eerste noot van de inleiding zit hij al in de rol van dilettant.
Dat lied was de opmaat voor een koldermoment, dat voortgezet werd met Geselle, woll'n wir uns in Kutten hüllen waarin Gerhaher een plechtige diepe toon vond voor de "Pater" en een smekende voor de vader van het zieke meisje. Contrasten aanbrengen is zowat de rode draad in Gerhahers vertolkingen, zoals in Dass doch gemalt all' deine Reize wären waarin hij in het middendeel donderend preekt, om dan met het zachtste "und würd' ein guter Christ und liebte dich" te eindigen.
Het is in de serieuze liederen dat hij op zijn best is. De eerste helft van Benedeit die sel'ge Mutter is pure schoonheid, maar vanaf "Wenn ich aus der Ferne" bouwt hij de spanning op om met een fortissimo "Ach, der Wahnsinn fasst mich an" een duidelijke verwijzing te maken naar Wolfs toestand in de periode dat hij deze liederen schreef. Wonderbaarlijk was dan weer zijn Sterb' ich, so hüllt in Blumen meine Glieder... een quasi-melodieloos lied wordt één lange lijn vol intensiteit. Mocht er nog iemand aan twijfelen waarom Gerhaher een van de leidende liedzangers is... qed.
Publicatie: zaterdag 16 juli 2022 om 08:35
Rubriek: Liedrecital