Robin Tritschler in Wigmore Hall*
Vanmiddag gaven Robin Tritschler en Graham Johnson een volledig Schubertrecital in Wigmore Hall. En zoals je van dit duo kan verwachten, is het een intelligent uitgekiend programma in drie bedrijven geworden.
Het eerste deel was opgebouwd rond een aantal Schulze-liederen, die als een voorafspiegeling van "Winterreise" beschouwd worden. Ze begonnen verrassend met O Quell, was strömst du rasch und wild. Verrassend omdat Schubert enkel de eerste strofe getoonzet heeft en slechts een paar maten van de pianopartij. Het volledig gedicht is een dialoog tussen een bloem en een beekje. Door dit lied te laten volgen door Der Jüngling am Bache, geen Schulze-lied (maar wel het eerste "echte" Schubertlied volgens Dieskau), krijgt de protagonist eerder de dimensies van de Müllerbursche dan een Winterreise-Wanderer. Im Frühling moeten we dan ook in dit licht zien met het verdriet van de verloren geliefde, en met een mooi teruggehouden "und nur die Liebe bleibt zurück" van Tritschler. Ik heb nog maar zelden een geslaagde piano-intro van An mein Herz gehoord, vaak wordt het een wild gehamer. Maar Graham Johnson heeft die intro perfect in de vingers. Je hoort wel de onrust van het kloppende hart in de piano, maar het wordt nooit hectisch. Als Tritschler zijn slanke tenor mooi in de hoogte laat stralen bij "doch klagen sollst du nicht mehr" had het recital niet mooier kunnen beginnen.
Voor het tweede bedrijf schakelden ze over naar vooral Mayrhofer-liederen, met een paar grote liederen die voor elke liedzanger een uitdaging zijn. Ze zetten de sfeer met Nachtstück. Vanaf de eerste zangnoot is de sfeer van "Todessehnsucht" voelbaar. Tritschler laat de bomen met een teder pianissimo fluisteren. Het is het begin van een reeks liederen waarbij je je kan voorstellen dat "der Alte" zijn leven overpeinst. Het tweede lied, Erinnerung (zoals de meeste Matthison-liederen een vrij onbekend Schubertlied), is zo'n herinnering aan een jong gestorven geliefde... ook een mogelijke terugblik op de Schulze-liederen. In Memnon ligt de nadruk ook meer op het doodsverlangen dan op de mythologische achtergrond. Meer mythologie kregen we met Philoktet en Atys met een intens slot vol heimwee om uiteindelijk uit te komen bij één van de allergrootste Schubertliederen: Auflösung. Na al het voorgaande klonken de "zoete etherische koren" enigszins vermoeid.
Die vermoeidheid bleef nog even hangen in het laatste deel met Goethe-liederen, waarin Tritschlers stem wat harder klonk voor de eerste liederen. In dit deel treden de dichter en de artiest op het voorplan, in de eerste plaats met Der Musensohn, wat verdergezet wordt met de "vielgeliebte Lieder" van Am Flusse. In Nähe des Geliebten horen we een dichter die overal in de natuur zijn geliefde ziet. Ondertussen was Tritschlers stem weer genormaliseerd zodat we in Wandrers Nachtlied I weer meer honing kregen. In een indrukwekkende Ganymed (hij heeft zelfs nog tijd om de beruchte "Alliebender Vater" te fraseren) staat god in de natuur centraal om te eindigen met Liebhaber in allen Gestalten en een galopperende Willkommen und Abschied, alhoewel de laatste "welch ein Glück" niet echt meer mooi klonk.
Voor het enige bisnummer eindigden ze zoals ze begonnen waren, met een onafgewerkt lied... Über allen Zauber Liebe van Mayrhofer.
Publicatie: dinsdag 6 oktober 2020 om 17:25
Rubriek: Liedrecital