Robert Holl in Zeist
Robert Holl gaf vandaag een tweede recital tijdens het Liedfestival, deze keer met Graham Johnson aan de piano. Eén van de centrale dichters van het festival is Heinrich Heine, en dus kregen we een programma met de twee bekendste Heine-cycli uit het repertoire... Schumanns Dichterliebe en Schuberts Heine-Lieder uit Schwanengesang.
Ik had vooraf mijn bedenkingen toen ik Dichterliebe op het programma zag staan. Deze cyclus wordt, zoniet door een tenor, dan toch eerder met een jongere stem geassocieerd. Robert Holl is uiteraard geen van beide, maar gedurende de eerste zeven liederen zat ik met open mond te luisteren naar wat hij nog allemaal presteert. Hij maakt zijn stem licht en dartel voor Die Rose, die Lilie, en groots en majestueus voor Im Rhein, im heiligen Strome dat hij met een tedere "die gleichen der Liebsten genau" afsluit.
Het kantelpunt voor mij kwam tijdens Ich grolle nicht als hij bij "die Schlang', die dir am Herzen frisst" overschakelt op een Sprechgesang, een paar stappen richting publiek zet en een woedende vuist in de lucht steekt. Ik veronderstel en hoop dat hij daar niet bewust over nagedacht heeft, want op mij kwam een dergelijke uitbarsting nodeloos dramatisch over en zelfs vrij ongepast in wat tot dan toe een ontroerende Dichterliebe was. Dit stond in contrast met Ein Jüngling liebt ein Mädchen waar hij het verhaaltje plastisch en humoristisch uitbeeldde. Graham Johnson leek ook even van zijn melk met een rommelig slot van Und wüssten's die Blumen, maar in Das ist ein Flöten und Geigen haalde hij dan wel schallende trompetten uit zijn piano.
Het laatste lied, Die alten, bösen Lieder, werd uitgevoerd als een spannende vertelling, die aanvankelijk heen en weer zweefde tussen recitatief en arioso. Pas in de voorlaatste strofe schakelt Holl over op een puur lyrische uitvoering. Met de vraag van de laatste strofe - "Wisst ihr, warum der Sarg wohl so gross und schwer mag sein?" - lijkt hij zich tot Graham Johnson te wenden, hopende dat hij daar het antwoord op zijn "Schmerz" zal vinden... waarna hij schijnbaar in gedachten verzonken luistert naar de lange piano-epiloog van deze cyclus.
Tussen Schumann en Schubert hadden ze vijf Heine-composities van Brahms uitgekozen. Het eerste lied, Es liebt sich so lieblich im Lenze, sloot perfect aan bij Dichterliebe terwijl Meerfahrt het perfect bruggetje vormde naar het eerste Schwanengesang-Lied Das Fischermädchen. Inderdaad, net zoals Prégardien en Martineau recent in deSingel kozen Holl en Johnson om zich aan de volgorde van Heine te houden. Het lijkt het begin van een trend te worden... één die ik trouwens toejuich.
Hun vertolking was heel indrukwekkend, al zijn er wel een aantal momenten waarop Holls stem niet meer helemaal meekan, zoals bijvoorbeeld bij de Tränen-melismen op het einde van Am Meer. Maar wat me het meest bijblijft, is hoe hij alles zo evident laat klinken. Hoe hij bijvoorbeeld het beeld van de Doppelgänger creëert waarbij je echt gelooft dat er iemand achterin de zaal staat terug te staren. Of hoe Der Atlas stijf staat van de intensiteit zonder constant forte te zingen... in de Heine-volgorde meteen het slot van de cyclus en de avond... één bisnummer niet te na gesproken: Schumanns Nachtlied.
Publicatie: dinsdag 21 mei 2019 om 22:22
Rubriek: Liedrecital