Il Grand' Inquisitor

Behle en Karg bij de Kissinger Sommer

Deze week begon de "Kissinger Sommer" met tijdens het eerste weekend een aantal liedrecitals die ik, op de terugweg van de Schubertiade Schwarzenberg, niet kon laten liggen...


foto © Marco Borggreve

De Kissinger Sommer heeft altijd een vrij indrukwekkend programma - met bijvoorbeeld dit jaar optredens van zangers als Olga Peretyatko, Klaus Florian Vogt of Waltraud Meier - grotendeels gespreid over de maand juli. De uitvalsbasis is het Noord-Beierse kuuroord Bad Kissingen, op een (stevige) boogscheut van Bayreuth. Er zijn echter ook een aantal concerten in de omringende dorpen en steden.

Het namiddagrecital van Daniel Behle en Sveinung Bjelland vond plaats in de Rossini-Saal van de Regentenbau in Bad Kissingen. Schumann is de rode draad doorheen de liedrecitals en Behle begon met Dichterliebe. Je voelt meteen dat hij de cyclus volledig in de vingers en in de stem heeft. Zijn vertolking met een stralend heldere tenorstem is doorleefd en geëngageerd. Bjelland is een virtuoze begeleider in bijvoorbeeld een spectaculaire Das ist ein Flöten und Geigen. Het piano-naspel van Die alten, bösen Lieder liet hij naadloos overgaan in de drie Klavier-Intermezzi Opus 117 van Brahms.

Maar het boeiendste deel van de namiddag was Schuberts Schwanengesang. In tegenstelling tot Dichterliebe lijkt dit nog een "work in progress" te zijn en haalde Behle zijn bril en partituur boven. Maar ondanks die pupiter gaf hij een verbluffende vertolking die, als hij het ooit op CD zet, misschien wel een referentie kan worden voor tenor-Schwanengesänge. In de Rellstab-liederen Aufenthalt en In der Ferne worstelt hij wel nog met de lage tessituur. Maar in een live-uitvoering kan dat gemakkelijk vergoeilijkt worden door zijn interpretatie. Daniel Behle brengt eenheid in de cyclus, die eigenlijk geen cyclus is.

De "Sehnsucht" is de kapstok waaraan hij schijnbaar vrolijke liederen als Ständchen ophangt. Dat wordt extreem doorgetrokken in de overgang van Der Doppelgänger naar Die Taubenpost, maar vooral in zijn benadering van Abschied. Nu, je moet weten dat Abschied in mijn geheugen verbonden is met Peter Schreier. Het was het allerlaatste bisnummer dat hij zong bij zijn afscheid op de Schubertiade en dat was toen een zeer opgewekt afscheid, uiteraard ingegeven door de omstandigheden. Maar een afscheid is ook altijd wat treurig en het is dat gevoel dat bij Daniel Behle constant aanwezig is... wat het tot de perfecte proloog tot Winterreise zou kunnen maken.

Na al die serieuze Schumann en Schubert verwachtte ik een iets lichter bisnummer, maar ik was wel verrast met de keuze van de schlager Kleine Möwe flieg nach Helgoland van ene Jim Cowler...

Voor het recital van Christiane Karg en pianiste Liese Klahn moesten we naar Bad Brückenau, ongeveer 30 km ten noord-westen van Bad Kissingen. Het recital had de titel "Zwei Stars zu Gast bei König Ludwig und Lola Montez" meegekregen... verwijzend naar de König-Ludwig-I.-Saal van het Staatsbad. Lola Montez was de minnares van Ludwig. Ludwig I was trouwens de grootvader van Ludwig II, die beter bekend is bij muziekliefhebbers als Wagners geldschieter.

Schumann stond met Frauenliebe und -leben ook op het programma van dit recital. Karg gaf een opvallend vrolijke en optimistische uitvoering. Het is natuurlijk geen Dichterliebe, maar het laatste lied hangt wel als een sluier over de hele cyclus. En die melancholie ontbrak nog in haar vertolking. Anderzijds was er een groot probleem met de piano. Ik vond het al vreemd dat in het programma expliciet vermeld werd dat er op een Steingraeber-Konzertflügel E272 gespeeld werd, alsof dat iets speciaals is. Het kan zijn dat deze piano niet echt past in de al niet optimale akoestiek van de König-Ludwig-I.-Saal... maar de lage noten domineren alles waardoor Karg moest zingen tegen een modderige achtergrondklank.

De tweede "Star" uit de titel was klarinettist Sabine Meyer. Samen met Karg en Klahn opende ze het recital met Seit ich ihn gesehen, tevens het eerste lied van Frauenliebe, maar gecomponeerd door Franz Lachner. In tegenstelling tot de mijmerende Schumann-toonzetting schreef Lachner een exuberant lied, dat qua extase in de buurt komt van de "Kuss" van het Schubert-Gretchen. Een klassieker in deze constellatie met klarinet zijn de Sechs Deutsche Lieder Opus 103 van Louis Spohr, waarvan er vier uitgevoerd werden (een vijfde, Wiegenlied in drei Tönen, hielden ze als bisnummer achter de hand)... en natuurlijk het onvermijdelijke Der Hirt auf dem Felsen. Ook hier legde Karg weer de nadruk op het Frühlings-thema en liet ze de Sehnsucht iets teveel op de achtergrond.

Publicatie: zondag 26 juni 2016 om 09:00
Rubriek: Liedrecital