Il Grand' Inquisitor

Johannes-Passion in Wuppertal

Eind mei nog een Johannes-Passion opvoeren ? Het voelt wat vreemd aan. Maar aangezien de Paastijd officieel pas eindigt met Pinksteren, is dat misschien de reden waarom de opera van Wuppertal nu nog vier voorstellingen geeft tijdens het lange Pinksterweekend... in een geënsceneerde versie.


foto's © Uwe Stratmann

Geënsceneerde Johannes-Passionen zijn niet zo uitzonderlijk. Een paar jaar geleden was er bijvoorbeeld de productie in de Châtelet, een redelijk klassieke uitvoering overgoten met de bekende Bob Wilson-saus. De benadering van Philipp Harnoncourt (ja, zoon van...) in Wuppertal is radicaal anders.

Hij wil niet het lijdensverhaal van Christus vertellen, maar het lijden van mensen die nu lijden. En dan komt hij uit bij de vluchtelingen en asielzoekers die hun land ontvluchten. Hij maakt dat zeer expliciet door een tiental echte vluchtelingen uit Syrië en Koerdistan als figuranten in zijn enscenering te betrekken. Vooraf leek me dit een vrij twijfelachtig uitgangspunt, maar naarmate de voorstelling vorderde, wist hij me wel te overtuigen. De belangrijkste reden daarvoor is dat hij zijn regie en de muzikale keuzes sterk met elkaar verweeft. Het is onmogelijk het ene los te zien van het andere... en dan vooral de muzikale én dramatische koorregie.

Het relatief compacte koor - ongeveer 25 zangers - wordt bijvoorbeeld regelmatig in groepjes opgedeeld. Sommige passages worden slechts door vier of acht zangers gezongen. Daardoor ontstaat een andere dynamiek in het koor en is het gemakkelijker om groepen tegenover elkaar op te stellen. Ook de solisten nemen deel aan de koorpartijen. Zo geven ze bijvoorbeeld het koor repliek tijdens het operakoor of zingen ze een aantal koralen.

Meest opvallend is daarbij het slot van de Johannes-Passion. Het volledige koor staat half in de zaal en half op het podium en slaat zo de brug met het publiek terwijl ze het slotkoor "Ruht wohl" zingen. Na het koor valt er een lange, spanningsvolle stilte en de aandacht verplaatst zich naar de achterzijde van het podium... waar de solisten, enkel begeleid met een theorbe, het slotkoraal "Ach Herr, lass dein lieb Engelein" zingen. Aangrijpend mooi.

Ook het einde van het eerste deel blijft nawerken. Oorspronkelijk beklom de priester tussen het eerste en het tweede deel de kansel om het woord te richten tot de kerkgemeenschap. In deze productie wordt dat idee hernomen en geeft de gevangenisaalmoezenier Erhard Ufermann een preek over "Die Passion des Menschen". Pas als het orkest rechtstond, volgde een schuchter applaus, waarna het publiek in stilte de zaal verliet. Een sacraal moment, dat ik nog nooit op die manier heb meegemaakt bij een "normale" uitvoering.

Vanuit dit concept stelt zich de vraag wat Harnoncourt met de Christusfiguur doet. Hij maakt er een Christus-onder-ons van, op een natuurlijke manier met een muzikale invalshoek. Er is niet één solist die Christus zingt, alle Christusreplieken worden door koorleden gezongen (en een enkele keer zelfs gesproken door één van de figuranten). Op het einde van de avond moeten zo ongeveer alle koorbassen wel eens even Christus geweest zijn.

Naast het koor is het orkest de andere ster van de avond. Jörg Halubek, gespecialiseerd in de historische uitvoeringspraktijk, dirigeert het gewone operaorkest, zij het in een gereduceerde bezetting van een twintigtal muzikanten... aangevuld met de "speciale" instrumenten zoals theorben, viola da gamba of orgel. De zwakke schakel in deze voorstelling zijn echter de solisten.

Emilio Pons zong de Evangelist met een hoogte die langs alle kanten rammelt. De andere tenor, Johannes Grau, laat een nonchalante indruk na in bijvoorbeeld "Zerschmettert mich". De twee tenors komen samen in een duet-uivoering van "Erwäge, wie sein blutgefärbter Rücken". Laura Demjan komt uit de oude muziek, maar een witte piepstem is niet mijn smaak... alhoewel ze me iets beter beviel in "Zerfließe, mein Herze" dan in "Ich folge dir gleichfalls" waar haar intonatie het af en toe liet afweten.

De lagere stemmen bevielen me iets beter. Lucie Ceralová moest nog wat opwarmen voor "Von den Stricken meiner Sünden", maar ze zong wel een integere "Es ist vollbracht". Met het verdwijnen van Christus, blijft enkel nog Pilatus over als substantiële baspartij, degelijk gezongen door Peter Paul. De tweede bas, Jan Szurgot, is nog wat jong en zingt vooral met een weke resonantie. Het was eigenlijk enkel Falko Hönisch die me nog het meest kon overtuigen met zijn kernachtige uitvoeringen van "Eilt, ihr angefochtnen Seelen" en "Mein teurer Heiland, laß dich fragen".

Publicatie: zondag 24 mei 2015 om 08:58
Rubriek: Oratorium