Il Grand' Inquisitor

Willard White in Oxford

Voor de twee recitals gisteren werd uitgeweken naar twee kerken. De Holywell Music Room was, publieksgewijs, voor de ene misschien te groot en voor de andere te klein.

Voor het middagrecital moesten we in de kerk van "St Michael at the North Gate" zijn. Het is een klein kerkje, maar de akoestiek is toch niet ideaal. En het feit dat de kerk langs de drukste winkelstraat van Oxford ligt, zorgt ook voor wat extra achtergrondgeluiden. De jonge Britse tenor Alessandro Fisher en de pianist Ricardo Gosalbo zijn dit jaar de winnaars van het "Oxford Lieder Young Artist Platform". Het eerste deel van hun programma was opgedeeld rond Poulencs Tel jour telle nuit. Fisher heeft een aangename lyrische tenor, heeft het potentieel voor een goede liedzanger en zingt bijna-perfect Frans. De Eluard-cyclus behoort dan wel niet tot mijn favoriete liedcycli, maar het duurt tot het laatste lied tot de typische Poulenc-klank bovenkomt. Voor het tweede deel van het recital gaan we naar Venetië en Reynaldo Hahns gelijknamige cyclus Venezia. Dit is typisch tenor-materiaal, waarmee Fisher het publiek probleemloos kan charmeren. Het was een interessant lieder-uurtje, maar ik had hem toch liever in een echte concertzaal gehoord.

Het avondconcert ging door in de kerk "St John the Evangelist", die ruim genoeg is om het publiek te ontvangen voor het recital van Willard White, de sopraan Sylvia Kevorkian (tevens zijn echtgenote) en pianist Eugene Asti. Een affiche met een "grote naam" als die van Sir Willard, blijkt geen garantie te zijn voor een geslaagd liedrecital. White brengt het er nog redelijk vanaf, maar Kevorkian is een rampzalige liedzangeres.

Het begon interessant met Der Tod und das Mädchen, uitgevoerd als een duet met de demonische donkerte van Whites stem als een dreigende Dood. Kevorkian heeft geen boeiende stem en haar idee van het Duits is slechts benaderend met extra klinkers en weggelaten medeklinkers. Haar stuurloze Du bist die Ruh was een beproeving. Maar ook Williard White wist weinig blijf met een veel te snelle uitvoering van Der Atlas. Voor twee duetten van Mendelssohn en Schumann waren ze aan hun partituur gekluisterd en leek het wel alsof ze die noten voor de eerste keer zagen.

Het eerste deel werd afgesloten met Vier ernste Gesänge. Een bas-bariton als die van Williard White - bij momenten doet ze me aan die van Hans Hotter denken - zou ideaal kunnen zijn voor Brahms' ultieme liedcyclus. Maar dan zou hij wel iets meer moeten doen dan enkel te betrouwen op zijn ronkende resonantie, hoe mooi en indrukwekkend die ook moge zijn. Zelfs de cruciale lijn "aber die Liebe ist die grösseste ..." van Wenn ich mit Menschen wordt weggezongen en laat niet vermoeden dat hij veel nagedacht heeft over deze liederen.

Het hoofdstuk na de pauze was opgedeeld in een Frans en een Engels deel. Het Frans repertoire ligt Kevorkian een stuk beter dan het Duitse. Maar zelfs met Duparcs meest aangrijpende lied, Chanson triste, kon ze me niet ontroeren. Ze zong ook drie liederen uit Les nuits d'été, maar ik kon weinig verschillen ontdekken tussen haar interpretatie van Le spectre de la rose of L'île inconnue. Het moet ook vermeld worden dat de klep van de piano het hele recital quasi dicht was, terwijl hun beider stemmen nochtans groot genoeg zijn. Vooral in de Berlioz-liederen was dit uitzonderlijk storend.

Het was echter niet allemaal kommer en kwel. Met de Three Shakespeare Songs van Roger Quilter leek Willard White thuis te komen. En voor twee Spirituals verdween voor het eerst zelfs de partituur. Met het enige bisnummer keerden ze terug naar het begin... Der Tod und das Mädchen, maar nu met White als "das Mädchen" en Kevorkian als "der Tod".

Publicatie: woensdag 16 oktober 2013 om 08:53
Rubriek: Liedrecital