Il Grand' Inquisitor

Peter Grimes in Karlsruhe

Het was gisteren de eerste keer dat ik een voorstelling bijwoonde in het Badische Staatstheater van Karlsruhe. Het betonnen gebouw dateert van de jaren '70 en behoort zowel aan de buitenkant als binnenin tot de lelijkere operahuizen die ik ken. De akoestiek is redelijk, maar aan de harde, directe kant. In juli ging hier een nieuwe productie van Peter Grimes in première, die nu aan het begin van het nieuwe seizoen hernomen wordt.

De regie was in handen van Christopher Alden, de tweelingbroer van David Alden die drie jaar geleden ook een Peter Grimes ensceneerde. De productie van de Vlaamse Opera is een stuk beter geslaagd dan die van Karlsruhe.

Christopher Alden werd vooral gehinderd door zijn idee om de opera te laten afspelen rond 1950 op de "Grand Pier" van een Engelse badplaats als Brighton of Blackpool. Charles Edwards heeft daarvoor een eenheidsdecor gebouwd bestaande uit een grote eetzaal, "Auntie's Place", waar de gasten hun dagelijkse portie "fish and chips" komen eten.

Voor de verschillende koorscènes is zo'n locatie wel handig. Tijdens de storm wordt die eetzaal bijvoorbeeld verbouwd tot een tijdelijke slaapzaal. Maar dan maakt Alden het zichzelf weer moeilijk door Ellen Orford in die scène te laten opdraven als verpleegster terwijl ze eigenlijk de nieuwe leerjongen van Peter Grimes is gaan halen... die jongen zit trouwens heel die scène met een gasmasker op onder tafel. Kortom, de essentie van die scène verdwijnt.

Voor andere scènes - ik denk dan in het bijzonder aan de scène van het tweede bedrijf in de hut van Peter Grimes - werkt dit decor niet. Eén van de zelfgecreëerde problemen die dan moeten opgelost worden, is hoe Grimes' leerjongen sterft. Hij laat hem dan maar van de toog springen. In de werkelijkheid levert dat hoogstens een verstuikte enkel op, nu wordt dit dramatisch moment ongeloofwaardig en zelfs lachwekkend. Voor de dood van Grimes weet hij ook niets beters te bedenken dan Auntie haar nylonkous te laten uitdoen, waarna ze hem daarmee wurgt.

Een Engelse badplaats is uiteraard niet de hechte gemeenschap die Britten in gedachten had, maar dat blijkt niet zo'n probleem te zijn. Ook een groep wildvreemde toeristen kan door de "locals" opgeruid worden tegen één individu. De drijvende kracht hierachter is Bob Boles. Het eerste deel van de opera is hij een soort onheilsprofeet die constant met een bord "the end is at hand" rondloopt. In het tweede bedrijf heeft hij het licht gezien en reïncarneert hij als Oswald Mosley, de leider van "The British Union of Fascists". Het feit dat deze beweging in 1940 al opgedoekt werd, is uiteraard een detail waar we niet al te veel over moeten nadenken... Duitse nazi's in Engeland laten opdraven, zou helemaal ongeloofwaardig zijn, en dan zijn de Engelse fascisten natuurlijk een goede tweede keuze om wat - ahum - historische relevantie in de voorstelling te krijgen.

Het zal duidelijk zijn dat deze productie mij niet gepakt heeft, zoals andere producties van Peter Grimes dat kunnen. Ook op muzikaal vlak bleef ik al te vaak op mijn honger zitten.

Klaus Schneider heeft in pricipe wel de stem voor Peter Grimes. Zijn Engels is echter totaal onverstaanbaar. Tijdens zijn monoloog "Now the Great Bear and Pleiades" en ook op een paar andere momenten kraakt zijn stem regelmatig. Ook met zijn waanzinsscène kon hij mij niet ontroeren.

De Amerikaanse sopraan Heidi Melton zong een stevige Ellen Orford. Ze heeft een gigantische stem, die staalhard klinkt en daardoor weinig warmte uitstraalt. Rebecca Raffell is een kettingrokende Auntie die vooral opvalt met haar overacting en minder met haar kruimelige stem. De beste vertolkingen kwamen uiteindelijk van de kleinere rollen, zoals die van Jaco Venter als Balstrode.

Publicatie: zaterdag 21 september 2013 om 14:17
Rubriek: Opera