Il Grand' Inquisitor

Ian Bostridge in Schwarzenberg (1/2)

In 2004 gaf Ian Bostridge een recital in het PSK dat als een dieptepunt in mijn herinnering geboekstaafd staat. Sindsdien heb ik hem kunnen vermijden op een paar duet- en kwartetrecitals na. Tijdens deze Schubertiade is het moeilijk om hem te ontlopen - hij zingt niet minder dan drie liedrecitals met Schubertliederen met Julius Drake aan de piano - en na acht jaar vond ik het tijd om hem nog eens een kans te geven.


foto © Schubertiade Schwarzenberg

Veel is er niet veranderd. Hij is nog altijd de Rowan Atkinson der liedzangers... hij sloft het podium op en af alsof het allemaal tegen zijn goesting is, tijdens het zingen doet hij stretch-oefeningen, gaat hij als een bloemzak in de bocht van de piano hangen of probeert hij de pianoklep los te trekken. Die klep stond trouwens slechts op een spleet open, kwestie van de pianoklank zo goed mogelijk te verdrukken. Op vocaal vlak heeft hij problemen aan beide uiteinden van zijn stem en hij laat regelmatig letters of zelfs hele lettergrepen weg. Interpretatief is hij onwaarschijnlijk creatief, hercomponeert liederen en beklemtoont hij soms knettergekke woorden die absoluut niet ter zake doen.

Hun eerste liedrecital bestond uit verschillende overbekende liederen, afgewisseld met een paar minder bekende, die vaak een natuurthema gemeenschappelijk hebben. In het eerste groepje liederen op gedichten van Schulze kwamen zo'n aantal hercomposities qua tempo voor met extreme ritardando's die Schubert niet geschreven en waarschijnlijk ook niet bedoeld heeft. Het slot van Der liebliche Stern eindigde in een comateuze toestand, en halverwege elke strofe van Im Jänner 1817 (ook bekend als "Tiefes Leid") schakelde hij een paar versnellingen terug. Later in Abendbilder wordt het zo extreem dat ik het gevoel had dat het lied elk moment kon stilvallen.

Een zanger kiest zelf welke liederen hij wil zingen en ik begrijp dan ook niet waarom hij bepaalde liederen kiest die zijn vermogens te boven gaan. Van een tenor verwacht ik uiteraard geen diepe bastonen, maar dan had hij beter niet de twee Heliopolis-liederen of Totengräbers Heimwehe gezongen, die overduidelijk veel te diep liggen voor zijn stem. Maar ondanks die paar mislukte momenten, deed hij wel een poging om Totengräbers Heimwehe interessant te maken, met voldoende variatie van een bewust lelijk gezongen inleiding naar een puur legato middendeel tot een geheimzinnig slot.

Dat hij soms ook mooi kan zingen bewees hij in het eerste deel met Ins stille Land. En ook het tweede deel van de avond was merkelijk beter dan het eerste. De eerste drie liederen waren zelfs uitstekend. Hij begon met Auf der Riesenkoppe waarvan het openingsrecitatief expressief Britteniaans klonk. Dat lied eindigt met de woorden "Sei mir gegrüßt" en het ligt dan ook voor de hand om dat organisch te laten overgaan in het Rückert-Lied Sei mir gegrüßt. Niet alleen muzikaal sluit dat mooi aan, maar ook het sei-mir-gegrüßt-thema in beide liederen is enigszins verwant. Daarna volgde een intens Daß sie hier gewesen, ook een Rückert-tekst.

Des Fischers Liebesglück bracht Bostridge weer aan de rand van zijn stem als hij er nooit in slaagde om de steeds weerkerende octaafsprongen op een degelijke manier te overbruggen. Het laatste vers werd trouwens bijna volledig begeleid door een afgaande GSM gevolgd door een stommelende rij die rechtstond om de eigenaar van het toestel door te laten zodat ze tenminste buiten de zaal de telefoon kon opnemen. Soms vraag ik me af wat dit soort mensen denken... maar dat vraag ik me soms ook van Ian Bostridge af.

Publicatie: maandag 3 september 2012 om 13:40
Rubriek: Liedrecital