Götterdämmerung in Riga
De opera van Riga begon in 2006 aan een eigen Ring-cyclus. Het was de bedoeling dat elke opera - net zoals bijvoorbeeld in Essen - een andere regisseur zou krijgen. Stefan Herheim regisseerde Das Rheingold. Na het succes van de Walküre-productie van Viestur Kairish, werd hij ook gevraagd voor Götterdämmerung én voor Siegfried nadat de voorziene regisseur afzegde. Alhoewel uiteindelijk de grote brok van de Ring door één regisseur bedacht werd, zit er toch geen samenhangend concept in die drie opera's en kan elke opera op zich beschouwd worden.
Viestur Kairish ziet Götterdämmerung als de evolutie die Letland heeft doorgemaakt van gecorrupteerde machtstaat naar een samenleving waarin het volk terug belangrijk wordt. Na de moord op Hagen zijn ze klaar voor een nieuw begin en lippen tijdens de slotakkoorden van de opera iets wat een nieuw volkslied zou kunnen zijn.
Maar voor het zo ver is, maken we kennis met een huiselijke Brünnhilde die samen met Siegfried in een houten blokhut woont en omgeven door wietplantjes in het flower-power-tijdperk terecht is gekomen. Uiteindelijk gaat Siegfried de wereld verkennen als klusjesman en breekt uit zijn blokhut door zich een weg te hakken door de vloer... vergezeld van Grane.
Zoals iedereen weet, is Grane het trouwe ros van Brünnhilde dat in veel ensceneringen vaak genegeerd wordt. In deze productie is Grane een paar walkuren-bottines. Het klinkt belachelijk... en dat is het ook, zeker als dit consequent doorgetrokken wordt doorheen de hele opera. Als hij bij de Gibichungen vraagt waar zijn paard kan rusten, trekt hij zijn modderige bottines uit om ze "op stal" te zetten. En Gutrune geeft ze ook terug aan Brünnhilde om ze mee op de brandstapel te plaatsen. Belachelijk, maar ook grappig.
Humor is een constante in deze productie en ik zou zelfs de eerste scène bij de Gibichungen kunnen voordragen als de meest grappige Wagnerscène die ik ooit gezien heb. Die speelt zich af in de slaapkamer van Gunther, Gutrune en Hagen, waar een incestueuze relatie - het is nu eenmaal de Ring - gesuggereerd wordt. In die scène komt Siegfried met zijn gereedschapskist binnengevallen door het schilderij boven het bed, Hagen knijpt een of ander pluizig beestje doodt boven het glas als toverdrank, het bloedbroederschap wordt gesmeed met een snee van Nothung in de armen van Siegfried en Gunther en het bloeden wordt dan efficiënt gestopt met zwarte tape van Siegfried-de-klusjesman. De scène eindigt met Gunther die zich omwikkelt met zilverpapier om Brünnhilde te gaan veroveren.
Met de jachtscène van het derde bedrijf zijn we terug in Letland. Hagen en zijn mannen zitten in een sauna, die besloten wordt met een barbecue. Hagen prikt worstjes op zijn vleesspies... later prikt hij er ook Siegfried op. Het slot van de opera is traditioneler: Brünnhilde pleegt zelfmoord door zich op Nothung te storten, waarna ze naast Siegfried op diens doodsbed gaat liggen terwijl "het volk" de orde herstelt. Haar lang bloemetjeskleed is ondertussen al gedeeltelijk terug een walkuren-maliënkolder geworden, de terugweg van vrouw naar verantwoordelijke godin is ingezet.
Een serieuzer idee is die van een oude grijsaard met een spiegel die af en toe opduikt, zoals tijdens Hagens droom... vermoedelijk een vermomde Wotan-als-Wanderer die nog altijd rondzwerft om een oogje in het zeil te houden. Hoedanook het is een productie waar ik veel plezier aan beleefd heb. Minder efficiënt waren de scènewisselingen van de Nornen-scène naar de blokhut of tijdens het intermezzo van "Siegfrieds Tod", waarbij het geluid achter het doek het orkest soms overstemde.
Een lange opera als Götterdämmerung gaat waarschijnlijk het uithoudingsvermogen van de orkestleden te boven en daarom werd de voorstelling uitgevoerd met twee orkesten. Het Lets Nationaal Orkest speelde het eerste bedrijf, de twee andere bedrijven werden begeleid door het eigenlijke opera-orkest. Opmerkelijk was echter de onwaarschijnlijk jonge Duitse dirigente Joana Mallwitz. Ze is amper 25 jaar oud en slaagt erin om één van de grootste uitdagingen van het ganse operarepertoire tot een goed einde te brengen. Haar Wagner is relatief snel en transparant met veel ruimte voor dynamische variatie, rubato en spanning.
Naast de Letse Nornen en Rijndochters, zijn de solisten grotendeels een Zweeds onderonsje. Maar de Britse Catherine Foster was weer een schitterende Brünnhilde met veel uitstraling, net zoals vorig jaar in Weimar. Haar stem is groot en perfect onder controle. Tijdens haar grote slotscène gaat ze van een fantastisch piano op "Ruhe, ruhe, du Gott" tot een zuiver fortissimo zonder te moeten inboeten aan klankschoonheid of vocale naturel.
Lars Cleveman is ook een uitstekende Siegfried. Hij vertoont nooit vermoeidheidsverschijnselen (zijn hoge do klinkt zelfs normaal) wat hem een schitterende vertelling in het derde bedrijf oplevert. De Hagen van Johan Schinkler maakte daarentegen weinig indruk tijdens zijn buldermomenten of tijdens zijn wake. Maar zijn droomscène met Alberich is wel goed. Marcus Jupither zong Gunther met de vocale autoriteit van een Wotan en Elisabet Strid was een jugendlich-dramatische Gutrune.
Net zoals alle operahuizen die een Ring in hun repertoire hebben, zal de opera van Riga volgend jaar ook hun volledige Ring opvoeren. Mocht iemand geïnteresseerd zijn om dat mee te maken, dan is het nuttig om weten dat alle opera's in twee talen boventiteld worden (Lets en Engels) en dat operatickets goedkoop zijn (al was mijn Götterdämmerung-ticket dubbel zo duur als de andere voorstellingen maar nog altijd beduidend goedkoper dan wat in Brussel, Parijs of Amsterdam neergeteld moet worden voor een operavoorstelling).
Dit was mijn laatste voorstelling in Riga en het viel op dat enkel de twee Italiaanse opera's volle zalen trokken (misschien ook met wat argeloze "normale" toeristen). Voor de twee Tchaikovsky-opera's zat de zaal ongeveer voor drie-kwart vol. Götterdämmerung was nog slechter gevuld en tegen het derde bedrijf zat de zaal half leeg...
Publicatie: maandag 11 juni 2012 om 08:39
Rubriek: Opera