Il Grand' Inquisitor

La cour de Célimène in Wexford

Ambroise Thomas behoort niet echt tot het clubje bekende Franse componisten. Zijn Hamlet werd de laatste tien jaar wel regelmatig opgevoerd, vooral dan in de Leiser-Caurier-productie met Simon Keenlyside en Natalie Dessay. Zijn Mignon is al minder bekend, alhoewel de aria van Philine "Je suis Titania la blonde" wel regelmatig opduikt in concerten en zangwedstrijden. Thomas is in 1811 geboren, maar zijn 200ste verjaardag is grotendeels onopgemerkt voorbij gegaan, ware het niet voor het Wexford Opera Festival die La cour de Célimène op hun programma plaatste.


foto © Clive Barda

La cour de Célimène was me totaal onbekend. Volgens het programmaboek zou dit zelfs de eerste opvoering zijn sinds de première aan de Parijse Opéra-Comique in 1855. Er zit wel een recente opname van deze opera in de catalogus van Opera Rara met Laura Claycomb in de titelrol. Muzikaal is er weinig reden om deze opera niet op te voeren. Het is elegante Franse muziek, gecombineerd met Rossiniaanse lichtheid en virtuositeit voor vier zangers en een twaalfkoppig koor.

Het verhaaltje is wel eerder zwak. Gravin Célimène wordt omringd door twaalf aanbidders maar ze wil niet meer van liefde weten na de ontrouw van haar overleden echtgenoot. Ze wil wel een zakelijk huwelijk aangaan met de Commandeur de Beaupré, die enkel geïnteresseerd is in haar landgoed. Een jonge musketier, Chevalier de Mérac, is echter ook op haar verliefd en daagt de commandant uit tot een duel. Mérac wint, waarna de commandant zijn aandacht richt op de barones, de zus van Célimène... tot blijkt dat die zus verliefd is op Mérac waarna de koppeltjes weer allemaal omwisselen.

De regisseur Stephen Barlow heeft gekozen voor een scènebeeld met 18de-eeuwse kostuums en pruiken in een eenheidsdecor van Paul Edwards, dat het midden houdt tussen een ovalen audiëntiezaal met zwart-witte marmeren vloer en een tuinlabyrinth met metershoge hagen. Voor dit alles staat een grote gouden lijst met als "doek" een pentekening met de tekst "Elle règne sur tous les coeurs" (verwijzend naar het slotkoor van het dozijn aanbidders). De regisseur regelt vooral het verkeer om iedereen op het juiste moment te laten binnenkomen. Opvallend daarbij is de entrée van Célimène, die gezeten op een zetel van bovenaf neergelaten wordt op het podium. Het duel wordt een schaduwspel, geprojecteerd op het doek. Het is best wel een onderhoudende en vermakelijke voorstelling.

Ook op muzikaal vlak is het heel bevredigend. Het enige probleem is het Frans van de vier zangers. In hun aria's gaat het nog redelijk goed, maar in de dialogen zijn ze bij momenten totaal onverstaanbaar. Gelukkig is er boventiteling...

De bezetting wordt aangevoerd door de Célimène van Claudia Boyle, die zaterdag ook al te horen was in een lunchconcert. Haar zilveren sopraan schittert en sprankelt, ze beweegt zich vlot door alle coloraturen en zingt met het zelfde oog voor de tekst als bij haar concert. Het absolute hoogtepunt is haar grote aria "Que voulez-vous à mes genoux" aan het begin van het tweede bedrijf. Na een beheerste cantilene vliegen de loopjes en hoge noten in het rond. Ook Nathalie Paulin, de barones, kwinkeleert er lustig op los, vooral in haar duet met Célimène. Haar stem is iets warmer en ronder en vormt zo een mooie aanvulling op die van Boyle.

Van de twee mannen, kennen we Luigi Boccia al van zijn interventie tijdens het recital van Boyle. De partij van Mérac vraagt de virtuositeit van een Rossini-tenor als Florez of Siragusa. Boccia heeft geen probleem met de coloraturen, maar de echt hoge noten komen iets moeizamer. John Molloy zong tenslotte de rol van de commandant met een rijke bariton, die gemakkelijk openbloeit en zelfs af en toe een triller liet horen.

Publicatie: maandag 31 oktober 2011 om 11:22
Rubriek: Opera